ECLI:NL:HR:2005:AS2745
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Herziening van een vonnis inzake verduistering met betrekking tot identiteitsfraude
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 februari 2005 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een eerder vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Zwolle. De aanvrager, geboren in 1975 en wonende te [woonplaats], was eerder veroordeeld voor medeplegen van verduistering van benzine op 14 februari 2003, waarvoor hij een geldboete van € 350,-- of zeven dagen hechtenis opgelegd kreeg. De aanvrage tot herziening is ingediend door mr. G.J. Hubers, advocaat te Dordrecht, en berust op de stelling dat de aanvrager niet de dader was van het bewezenverklaarde feit, maar dat een onbekende persoon zijn identiteit heeft gebruikt.
De aanvrager voerde aan dat zijn rijbewijs en identiteitsbewijs enkele maanden voor het bewezenverklaarde feit waren gestolen, en dat de onbekende dader bij zijn aanhouding de personalia van de aanvrager heeft opgegeven. De plaatsvervangend Procureur-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd dat de aanvrage gegrond zou moeten worden verklaard, en dat de zaak opnieuw door het Gerechtshof te Arnhem zou moeten worden berecht.
De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat de aanvrage ongegrond is. De bewijsvoering was onvoldoende om te concluderen dat de identiteitspapieren van de aanvrager daadwerkelijk waren gestolen, en er was geen bewijs dat de identiteit van de onbekende dader was geverifieerd. De Hoge Raad heeft de aanvrage tot herziening afgewezen, en daarmee het eerdere vonnis van de Politierechter in stand gelaten.