ECLI:NL:HR:2005:AS2513
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van een uitspraak inzake ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 februari 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, die in 1971 in Turkije is geboren en ten tijde van de aanzegging gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting 'Haaglanden'. De betrokkene heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door mr. D. Moszkowicz, advocaat te Maastricht. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen en de zaak zal verwijzen naar een aangrenzend Hof voor verdere behandeling.
De Hoge Raad oordeelt dat de uitspraak van het Gerechtshof niet voldoet aan de eisen die zijn gesteld in artikel 511g, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, in verbinding met artikel 415 en artikel 359, eerste en negende lid (oud) van het Wetboek van Strafvordering. De uitspraak moet de inhoud van de bewijsmiddelen bevatten waarop de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel is gebaseerd. Het Hof heeft in zijn uitspraak onder andere verwezen naar het vonnis van de Rechtbank in de hoofdzaak en een Exceloverzicht dat als bijlage bij een rapport is gevoegd, maar deze verwijzingen voldoen niet aan de wettelijke vereisten.
De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, zodat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw kan worden berecht en afgedaan. De beslissing van de Hoge Raad is genomen door vice-president C.J.G. Bleichrodt, met medewerking van raadsheren J.P. Balkema en J. de Hullu, en is uitgesproken in aanwezigheid van waarnemend-griffier J.D.M. Hart.