ECLI:NL:HR:2005:AS2147

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02928/04 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een veroordeling wegens valsheid in geschrift

In deze zaak gaat het om een herziening van een eerder vonnis van het Gerechtshof te Leeuwarden, waarbij de aanvrager, geboren in 1952, was veroordeeld voor valsheid in geschrift. De veroordeling was het gevolg van een uitspraak van het Hof, die op 19 augustus 2002 werd gedaan, en waarbij de aanvrager een taakstraf van 240 uren kreeg opgelegd, subsidiair 120 dagen hechtenis. De aanvrage tot herziening werd ingediend door mr. R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen, namens de aanvrager.

De aanvrage tot herziening is gebaseerd op nieuwe getuigenverklaringen van de dochters van de aanvrager, die zouden aantonen dat er in de tenlastegelegde periode geen sprake was van een relatie of gezamenlijke huishouding tussen de aanvrager en zijn ex-echtgenote. De aanvrager stelt dat, indien het Hof deze verklaringen had gekend, dit tot een andere uitkomst van de zaak zou hebben geleid, mogelijk zelfs tot vrijspraak.

De Hoge Raad heeft de aanvrage beoordeeld en vastgesteld dat de nieuwe getuigenverklaringen niet voldoende zijn om het ernstige vermoeden te wekken dat de uitkomst van de zaak anders zou zijn geweest. De inhoud van de bijlagen bij het proces-verbaal van de Sociale Recherche van de Gemeente Heerenveen, die belastende informatie bevatten, heeft de Hoge Raad doen concluderen dat de aanvrage kennelijk ongegrond is.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad de aanvrage tot herziening afgewezen, en dit arrest is uitgesproken op 4 januari 2005 door vice-president C.J.G. Bleichrodt, samen met de raadsheren A.J.A. van Dorst en J. de Hullu, in aanwezigheid van waarnemend-griffier J.D.M. Hart.

Uitspraak

4 januari 2005
Strafkamer
nr. 02928/04 H
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, van 19 augustus 2002, nummer 24/170007-02, ingediend door mr. R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen, namens:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1952, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Leeuwarden van 31 januari 2002 - de aanvrager ter zake van "valsheid in geschrift, meermalen gepleegd" veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voorzover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
3.2. In de aanvrage wordt aangevoerd dat het onderzoek van de zaak destijds niet tot een veroordeling zou hebben geleid indien het Hof bekend zou zijn geweest met de nadien tegenover de Rechter-Commissaris afgelegde en bij de aanvrage gevoegde getuigenverklaringen die de dochters van de aanvrager hebben afgelegd in de strafzaak tegen zijn ex-echtgenote. Volgens de aanvrage kan uit deze verklaringen blijken "dat er in de tenlastegelegde periode geen sprake was van een relatie, samenwoning dan wel gezamenlijke huishouding" tussen de aanvrager en diens ex-echtgenote.
3.3. Gelet echter op de - de aanvrager belastende - inhoud van de bijlagen bij het proces-verbaal van de Sociale Recherche van de Gemeente Heerenveen van 24 januari 2001, kan het aangevoerde niet een ernstig vermoeden wekken als hiervoor onder 3.1 vermeld.
3.4. Uit het vorenoverwogene vloeit voort dat de aanvrage kennelijk ongegrond is, zodat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvrage tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend-griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 4 januari 2005.