ECLI:NL:HR:2005:AS2023
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Tussenarrest inzake Belgisch uitleveringsverzoek tot strafvervolging of tenuitvoerlegging
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 januari 2005 een tussenarrest gewezen inzake een uitleveringsverzoek van België voor de opgeëiste persoon, geboren in 1963. De zaak betreft een verzoek tot uitlevering voor strafvervolging of tenuitvoerlegging van een eerder vonnis. De Hoge Raad heropende het onderzoek omdat de overgelegde stukken onvoldoende gegevens bevatten om het verweer te beoordelen dat er geen verzet meer openstaat in België, waardoor het verstekvonnis onherroepelijk zou zijn en de uitlevering ontoelaatbaar zou zijn volgens het Nederlandse voorbehoud bij artikel 7.1 van de Overeenkomst betreffende uitlevering tussen de Lid-Staten van de EU.
Tijdens de zitting op 14 december 2004 is de opgeëiste persoon gehoord, bijgestaan door zijn advocaat, mr. R.J.H. Corten. De Advocaat-Generaal Machielse heeft een schriftelijke samenvatting overgelegd waarin wordt gesteld dat de uitlevering ontoelaatbaar is. De raadsman heeft opmerkingen gemaakt over het uitleveringsverzoek en de te nemen beslissingen. De Hoge Raad heeft de stukken in handen gesteld van de Procureur-Generaal met het verzoek aan de Belgische Minister van Justitie om voor 15 maart 2005 vragen te beantwoorden over de status van het uitleveringsverzoek.
De Hoge Raad heeft in zijn beslissing verwezen naar eerdere arresten en de relevante verdragen die van toepassing zijn op het uitleveringsverzoek. De opgeëiste persoon heeft verklaard de Nederlandse nationaliteit te bezitten en dat hij op de hoogte is gesteld van het verstekvonnis. De raadsman heeft aangevoerd dat de uitlevering ontoelaatbaar is, omdat deze niet strekt tot strafvervolging maar tot tenuitvoerlegging van een onherroepelijk vonnis. De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar de zitting van de Enkelvoudige Kamer op 15 maart 2005 voor verdere behandeling.