ECLI:NL:HR:2005:AS1893
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.M. Aaftink
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- P. Neleman
- Rechtspraak.nl
Cassatie over ontvankelijkheid in een civiele procedure tussen een eiser en een Italiaanse vennootschap
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 januari 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. R.T.R.F. Carli, en de Italiaanse vennootschap Unigasket S.R.L., vertegenwoordigd door mr. R.F. Thunnissen. De zaak is ontstaan uit een geschil dat begon met een dagvaarding door Unigasket op 21 december 1998, waarin zij eiser aansprakelijk stelde voor onrechtmatig handelen als enig bestuurder en aandeelhouder van een vennootschap. Unigasket vorderde onder andere een verklaring voor recht en betaling van een bedrag van ƒ 172.903,33, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.
De rechtbank te Breda heeft in een tussenvonnis van 14 november 2000 de zaak naar de rol verwezen en in een eindvonnis van 29 januari 2002 de vorderingen van Unigasket afgewezen. Hierop heeft Unigasket hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 29 april 2003 de eerdere vonnissen heeft vernietigd en eiser tot bewijslevering heeft toegelaten.
Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het tussenarrest van het hof. De Hoge Raad heeft in deze uitspraak geoordeeld dat het bestreden arrest niet als een eindbeslissing kan worden aangemerkt, waardoor het beroep in cassatie niet-ontvankelijk is verklaard. Eiser is veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 316,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. De uitspraak is gedaan door de raadsheren H.A.M. Aaftink, D.H. Beukenhorst, O. de Savornin Lohman, en openbaar uitgesproken door vice-president P. Neleman.