ECLI:NL:HR:2005:AS1874
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de verplichting tot vermelding van eenparigheid van stemmen bij zwaardere straf
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 februari 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was eerder door de Politierechter in de Rechtbank te Maastricht veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken voor diefstal, waarbij hij het weg te nemen goed onder zijn bereik had gebracht door middel van braak. Het Hof heeft deze straf echter verhoogd tot zes weken gevangenisstraf, met verbeurdverklaring van de goederen, en heeft ook een betalingsverplichting opgelegd aan de verdachte ten behoeve van de benadeelde partij.
De verdachte heeft cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. C.H.J.M. van Heugten. In de cassatieschriftuur zijn middelen van cassatie voorgesteld, waarbij de advocaat betoogde dat het Hof niet had voldaan aan de vereisten van artikel 424, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Dit artikel vereist dat in het arrest wordt vermeld dat de zwaardere straf met eenparigheid van stemmen is opgelegd. De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen wetsbepaling bestaat die vereist dat het Hof expliciet vermeldt dat de zwaardere straf met eenparigheid van stemmen is opgelegd. Ook kan deze verplichting niet worden afgeleid uit andere rechtsregels, waaronder artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat het middel niet kan leiden tot cassatie, en heeft het beroep verworpen. Dit arrest bevestigt de bestaande rechtspraak dat de vermelding van eenparigheid van stemmen niet verplicht is in de uitspraak van het Hof.