ECLI:NL:HR:2005:AS1867

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02641/04 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • F.H. Koster
  • G.J.M. Corstens
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Leeuwarden inzake diefstal door twee of meer verenigde personen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 februari 2005 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Leeuwarden, dat op 26 augustus 2002 was gewezen. De aanvrager, geboren in 1971, was eerder veroordeeld tot een werkstraf van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis, voor diefstal door twee of meer verenigde personen. De aanvrage tot herziening is ingediend door mr. W.J. Ausma, advocaat te Nieuwegein, en berust op de stelling dat de aanvrager niet het bewezenverklaarde feit heeft begaan, maar zijn broer. Dit werd ondersteund door een aanvullend proces-verbaal dat op 23 augustus 2002 was opgemaakt, waarin werd gesteld dat de aanvrager ten onrechte was geïdentificeerd als de dader. De plaatsvervangend Procureur-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd dat de aanvrage gegrond is en dat de zaak opnieuw behandeld moet worden door het Gerechtshof te Leeuwarden.

De Hoge Raad heeft de aanvrage gegrond verklaard en de opschorting van de tenuitvoerlegging van het vonnis bevolen. De beoordeling van de aanvrage toonde aan dat er sprake was van een persoonsverwisseling, wat een ernstig vermoeden opriep dat de Politierechter, indien hij op de hoogte was geweest van deze omstandigheid, de aanvrager zou hebben vrijgesproken. De Hoge Raad heeft derhalve besloten dat de aanvrage tot herziening gegrond is en de zaak zal worden verwezen naar het Gerechtshof voor een nieuwe behandeling.

Uitspraak

15 februari 2005
Strafkamer
nr. 02641/04 H
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Leeuwarden van 26 augustus 2002, nummer 17/020591-02, ingediend door mr. W.J. Ausma, advocaat te Nieuwegein namens:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter heeft de aanvrager ter zake van "diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels" veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van zestig uren subsidiair dertig dagen hechtenis.
2. De aanvrage tot herziening
2.1. De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2. De aanvrage berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvrager voert daartoe aan dat niet hij, maar zijn broer het bewezenverklaarde feit heeft begaan en dat deze bij zijn aanhouding tegenover de politie de personalia van de aanvrager heeft opgegeven.
3. De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal
De plaatsvervangend Procureur-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvrage gegrond zal verklaren, de opschorting van de tenuitvoerlegging van het gewijsde zal bevelen en de zaak zal verwijzen naar het Gerechtshof te Leeuwarden, opdat de zaak op de voet van art. 467 Sv opnieuw zal worden berecht en afgedaan.
4. Beoordeling van de aanvrage
4.1. Bij de stukken van het geding bevindt zich een aanvullend proces-verbaal opgemaakt op 23 augustus 2002, dat op 26 augustus 2002 op het Arrondissementsparket te Leeuwarden is ingekomen en het volgende inhoudt:
"Ik, [verbalisant 1], agent van politie, dienstdoende bij Team Zwette-Aldlan, verklaar naar aanleiding van het volgende:
Op 16 augustus 2002 ontving verbalisant een schrijven van het Korps Landelijke Politiediensten afdeling Dactyloscopie. Dit schrijven werd verstuurd na verzoek tot vaststelling van de identiteit van een verdachte welke opgaf te zijn:
[Aanvrager], geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats].
Uitslag van het dactyloscopisch onderzoek gaf als resultaat dat de verdachte een valse naam op gaf. Naar de verdachte werd een onderzoek ingesteld nadat hij was aangehouden in een auto welke bij navraag gestolen was in Leeuwarden. (zaaknr. 2002048590)
Verdachte blijkt na onderzoek van identieke vingerafdrukken voor te komen als:
[Betrokkene 1], geboren op [geboortedatum] 1961 te [geboorteplaats]."
4.2. Uit de stukken van het geding volgt voorts dat het X-pol registratienummer 2002048590 is toebedeeld aan het dossier in de zaak tegen de aanvrager met parketnummer 17/020591-02.
4.3. De inhoud van het aanvullend proces-verbaal geeft steun aan de stelling waarop de aanvrage berust, te weten dat in de zaak die leidde tot de uitspraak waarvan herziening is gevraagd sprake is geweest van persoonsverwisseling.
4.4. Een en ander levert het ernstig vermoeden op dat de Politierechter, ware deze met die omstandigheid bekend geweest, de aanvrager van het hem tenlastegelegde zou hebben vrijgesproken.
5. Slotsom
Uit het vorenoverwogene volgt dat zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv, zodat de aanvrage gegrond is en als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
Verklaart de aanvrage tot herziening gegrond;
Beveelt voorzover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Leeuwarden van 26 augustus 2002;
Verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Leeuwarden, opdat de zaak op de voet van art. 467, eerste lid, Sv opnieuw zal worden behandeld en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 15 februari 2005.