ECLI:NL:HR:2005:AR8891
Hoge Raad
- Cassatie
- L. Monné
- A.R. Leemreis
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Waarde onroerende zaak en gebruik in procedure over de onroerendezaakbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 25 april 2003, betreffende de waardebeschikking van de onroerende zaak gelegen aan de a-straat 1 te Z. De waarde van de onroerende zaak was bij beschikking vastgesteld op ƒ 788.000 (€ 357.578) voor het tijdvak van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004. Na bezwaar van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar de waarde verlaagd naar ƒ 402.000 (€ 182.419). Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigde en de waarde vaststelde op ƒ 320.000 (€ 145.210).
Belanghebbende stelde in cassatie dat het Hof geen uitspraak heeft gedaan over zijn stelling dat een stuk grond bij de woning niet in de gebruikersheffing kan worden betrokken. De Hoge Raad oordeelt dat de klacht niet tot cassatie kan leiden. Het Hof had vastgesteld dat de waarde van de onroerende zaak op de peildatum ƒ 320.000 bedroeg, en dat het geschil over de waardebeschikking daarmee was beslecht. De vraag of belanghebbende een gedeelte van de onroerende zaak al dan niet gebruikt in de zin van de Gemeentewet, behoefde in het geding inzake de waardebeschikking geen beantwoording meer. Deze vraag kan aan de orde komen in een later bezwaar en beroep betreffende een aanslag op basis van de Gemeentewet.
De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaarde het beroep ongegrond. Dit arrest is uitgesproken op 7 januari 2005 door de Hoge Raad, met L. Monné als voorzitter en A.R. Leemreis en C.J.J. van Maanen als raadsheren, in aanwezigheid van waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma.