ECLI:NL:HR:2005:AR8867

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01887/04
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • C.J.G. Bleichrodt
  • G.J.M. Corstens
  • J.P. Balkema
  • B.C. de Savornin Lohman
  • J. de Hullu
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van het onderzoek en de uitspraak door ontbreken pleitnota in hoger beroep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 februari 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was eerder vrijgesproken van een tenlastelegging, maar was wel veroordeeld voor ontucht met zijn minderjarig stiefkind. De verdediging stelde dat de pleitnota, die door de raadsvrouwe was overgelegd tijdens de terechtzitting in hoger beroep, niet in de processtukken aanwezig was. Dit gebrek aan de pleitnota werd door de Hoge Raad als een ernstige schending van de procesorde beschouwd. De plaatsvervangend Procureur-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en verwijzing naar een aangrenzend gerechtshof voor herbehandeling van de zaak. De Hoge Raad oordeelde dat het ontbreken van de pleitnota zozeer in strijd was met een behoorlijke procesorde dat dit leidde tot nietigheid van het onderzoek en de uitspraak. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, voor zover deze aan zijn oordeel was onderworpen, en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem voor herbehandeling op het bestaande hoger beroep.

Uitspraak

22 februari 2005
Strafkamer
nr. 01887/04
SG/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 30 december 2003, nummer 21/001514-03, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] (voormalig Nederlands Indië) op [geboortedatum] 1937, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Arnhem van 23 oktober 2002 - de verdachte vrijgesproken van het bij inleidende dagvaarding onder 1. tenlastegelegde en hem ter zake van 2. "ontucht plegen met zijn minderjarig stiefkind, meermalen gepleegd" veroordeeld tot vier maanden gevangenisstraf, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair negentig dagen hechtenis.
2. Geding in cassatie
Het beroep, dat kennelijk niet is gericht tegen de bestreden uitspraak voorzover de verdachte daarbij van het onder 1 tenlastegelegde is vrijgesproken, is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. C.W. Noorduyn, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De plaatsvervangend Procureur-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest met verwijzing van de zaak naar een aangrenzend gerechtshof teneinde op het bestaande hoger beroep te worden berecht en afgedaan.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel strekt ten betoge dat het bestreden arrest nietig is aangezien een door de raadsvrouwe van de verdachte overgelegde pleitnota zich niet bij de stukken van het geding bevindt, zodat niet meer is vast te stellen of 's Hofs arrest aan de wettelijke eisen voldoet.
3.2. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt in dat de raadsvrouwe aldaar het woord tot verdediging heeft gevoerd aan de hand van een pleitnota die zij aan het Hof heeft overgelegd. Zoals in het middel met juistheid is gesteld, bevindt de door de raadsvrouwe aan het Hof overgelegde pleitnota zich niet bij de stukken van het geding die op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de griffier van de Hoge Raad zijn gezonden. Op grond van de door de plaatsvervangend Procureur-Generaal in zijn conclusie verstrekte inlichtingen moet voorts worden aangenomen dat dit stuk bij het Hof in het ongerede is geraakt, zodat dit verzuim onherstelbaar is.
3.3. Dit verzuim strijdt zozeer met een behoorlijke procesorde dat het nietigheid van het onderzoek en de uitspraak meebrengt.
3.4. Het middel is dus terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak - voorzover aan het oordeel van de Hoge Raad onderworpen - niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak, voorzover aan het oordeel van de Hoge Raad onderworpen;
Wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens, J.P. Balkema, B.C. de Savornin Lohman en J. de Hullu, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 22 februari 2005.