ECLI:NL:HR:2005:AR8231

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00817/04
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • G.J.M. Corstens
  • B.C. de Savornin Lohman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping van cassatie tegen veroordeling voor overtreding van de Wegenverkeerswet 1994

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 februari 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was eerder door de Kantonrechter in de Rechtbank te Breda veroordeeld voor de overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. Het Hof had deze veroordeling bevestigd en de verdachte een taakstraf opgelegd van honderd uren, subsidiair vijftig dagen hechtenis, en ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van acht maanden. Daarnaast was de vordering van de benadeelde partij toegewezen, wat leidde tot een betalingsverplichting voor de verdachte.

De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door mr. E. Everhard, advocaat te Dordrecht. De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het middel van cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat het niet kan leiden tot cassatie. De Hoge Raad oordeelde dat er geen rechtsvragen waren die in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling beantwoord moesten worden.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, wat betekent dat de eerdere uitspraak van het Hof in stand blijft. Dit arrest is gewezen door vice-president F.H. Koster, samen met de raadsheren G.J.M. Corstens en B.C. de Savornin Lohman, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber.

Uitspraak

1 februari 2005
Strafkamer
nr. 00817/04
AGJ/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 22 december 2003, nummer 20/000085-03, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1947, wonende te Dordrecht.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van Kantonrechter in de Rechtbank te Breda, locatie Tilburg, van 15 oktober 2002 - de verdachte ter zake van "overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994" veroordeeld tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van éénhonderd uren, subsidiair vijftig dagen hechtenis met ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van acht maanden. Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen en aan de verdachte een betalingsverplichting opgelegd een en ander zoals in het arrest vermeld.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. E. Everhard, advocaat te Dordrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en B.C. de Savornin Lohman, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 1 februari 2005.