ECLI:NL:HR:2005:AR7924
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- P.C. Kop
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Arrest van de Hoge Raad over het verbod op gebruik van een perceel en schadevergoeding in het kader van een noodweg
In deze zaak gaat het om een geschil tussen eiser en verweerder over het gebruik van een perceel grond. Eiser, eigenaar van een perceel in Oosterhout, heeft verweerder gedagvaard omdat deze zonder toestemming over zijn perceel zou willen gaan om toegang te krijgen tot zijn eigen percelen. Eiser vorderde onder andere een verbod voor verweerder om over zijn perceel te gaan en schadevergoeding voor het onrechtmatig gebruik. De rechtbank heeft de vorderingen van eiser afgewezen, en dit vonnis is door het gerechtshof bekrachtigd. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad oordeelt dat het hof terecht heeft geoordeeld dat de noodweg over het perceel van eiser niet meer nodig is, omdat de percelen van verweerder nu als één geheel kunnen worden beschouwd. De Hoge Raad bevestigt dat de eigendomsverkrijging door verweerder van de percelen A005 en A006 heeft geleid tot een situatie waarin de noodweg niet langer noodzakelijk is. De Hoge Raad verwerpt het beroep van eiser en oordeelt dat hij in de kosten van het geding in cassatie wordt veroordeeld. Dit arrest benadrukt de toepassing van artikel 5:57 BW, dat betrekking heeft op noodwegen en de voorwaarden waaronder deze kunnen worden geëist.
De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de interpretatie van het begrip 'erf' in het kader van het civiele recht en de voorwaarden waaronder een noodweg kan worden geëist. Het arrest biedt duidelijkheid over de situatie waarin percelen als één geheel worden beschouwd en de gevolgen daarvan voor het recht op toegang en schadevergoeding.