ECLI:NL:HR:2005:AR7349
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- H.A.M. Aaftink
- P.C. Kop
- J.C. van Oven
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Cassatie van eisers tegen Fortisbank Nederland N.V. inzake vordering tot betaling
In deze zaak hebben eisers, [Eiser 1] en [Eiseres 2], beiden woonachtig in Portugal, de Fortisbank (Nederland) N.V. gedagvaard voor de rechtbank te 's-Hertogenbosch. De eisers vorderden bij exploot van 25 oktober 1999 een betaling van ƒ 304.033,93, vermeerderd met rente op basis van samengestelde interest over een bedrag van ƒ 272.500,--, alsook wettelijke rente vanaf oktober 1998 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank heeft de vordering op 15 december 2000 afgewezen, waarna eisers hoger beroep hebben ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het hof heeft in een tussenarrest van 4 juni 2002 eisers tot bewijslevering toegelaten, maar heeft uiteindelijk het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Tegen deze arresten hebben eisers cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda, die strekte tot verwerping van het beroep, in overweging genomen. De advocaten van beide partijen hebben de zaak toegelicht. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en eisers veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Bank zijn begroot op € 4.211,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is uitgesproken door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink, P.C. Kop, J.C. van Oven en F.B. Bakels op 18 februari 2005.