ECLI:NL:HR:2005:AR7288
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie over belastingplicht bij binnenbrengen van aardgas
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 mei 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de brandstoffenbelasting die was opgelegd aan X B.V. (voorheen A N.V.) over het tijdvak van 1 januari 1996 tot en met 31 december 1997. De naheffingsaanslag bedroeg ƒ 57.017.397 aan enkelvoudige belasting, met een verhoging van ƒ 1.400.000. Na bezwaar tegen deze aanslag, heeft de Inspecteur de aanslag verminderd, maar de belanghebbende ging in beroep bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep gegrond en vernietigde zowel de uitspraak van de Inspecteur als de naheffingsaanslag. Hierop heeft de Staatssecretaris cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld aan de hand van artikel 24 van de Wet belastingen op milieugrondslag, dat de belastingplicht regelt voor het binnenbrengen van aardgas. De Hoge Raad concludeerde dat de wetgever met deze bepaling heeft beoogd om degene die het aardgas binnen Nederland heeft gebracht als belastingplichtige aan te wijzen. De Hoge Raad oordeelde dat de omstandigheid dat de binnenbrenger ook de winnaar van het gas is, niet leidt tot een andere belastingplichtige. De Hoge Raad verklaarde het beroep van de Staatssecretaris ongegrond en veroordeelde hem in de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 483.
Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de belastingplicht bij het binnenbrengen van aardgas en verduidelijkt de toepassing van de wet in situaties waarin aardgas door de winnaar wordt afgeleverd aan een andere partij.