ECLI:NL:HR:2005:AR7175
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Onjuiste rechtsopvatting omtrent strafuitsluitingsgrond in cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 januari 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1947 en woonachtig te [woonplaats], was in hoger beroep veroordeeld voor het opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering van een politieagent, G.K.J. Hagelaar, op 2 mei 2002. De verdachte ontkende de tenlastegelegde gedraging en voerde aan dat zij niet had belet dat de politie haar onderzoek deed. De politierechter had in eerste aanleg de verklaring van de verdachte opgevat als een beroep op een strafuitsluitingsgrond, maar het Hof had dit niet expliciet en gemotiveerd behandeld.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat de verdachte, nu zij de tenlastegelegde gedraging ontkende, geen beroep kon doen op een strafuitsluitingsgrond. Dit getuigde van een onjuiste rechtsopvatting. De vice-president F.H. Koster leidde de zitting, waarbij ook de raadsheren G.J.M. Corstens en J.W. Ilsink aanwezig waren. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor herbehandeling.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van strafuitsluitingsgronden en de noodzaak voor de lagere rechters om deze gronden expliciet te behandelen, vooral wanneer de verdachte ontkent de feiten te hebben gepleegd. De zaak illustreert ook de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van rechtszekerheid en het correct toepassen van het recht.