ECLI:NL:HR:2005:AR6656
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- H.A.M. Aaftink
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Cassatie van een vordering tot betaling door een bank
In deze zaak heeft eiseres tot cassatie, vertegenwoordigd door advocaat mr. P. Garretsen, de Coöperatieve Raiffeisen Boerenleenbank "Hoogland" B.A., vertegenwoordigd door advocaat mr. J.A.M.A. Sluysmans, gedagvaard voor de rechtbank te Utrecht. Eiseres vorderde een betaling van ƒ 135.420,39, vermeerderd met wettelijke rente over een bedrag van ƒ 127.486,09 vanaf 7 november 1997. De bank heeft in een incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring verzocht om notaris mr. A. Veldhuizen te dagvaarden. De rechtbank heeft de vordering van de bank afgewezen en de zaak naar de rol verwezen voor conclusie van antwoord aan de zijde van de bank. De bank heeft de vordering van eiseres bestreden en na een comparitie van partijen heeft eiseres haar vordering vermeerderd met een verzoek om immateriële schadevergoeding. De rechtbank heeft bij eindvonnis van 21 november 2001 de vordering afgewezen. Eiseres heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat het vonnis bij arrest van 16 januari 2003 heeft bekrachtigd. Eiseres heeft vervolgens cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiseres in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De in de middelen aangevoerde klachten konden niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad oordeelde dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.