ECLI:NL:HR:2005:AR6656

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C03/172HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van een vordering tot betaling door een bank

In deze zaak heeft eiseres tot cassatie, vertegenwoordigd door advocaat mr. P. Garretsen, de Coöperatieve Raiffeisen Boerenleenbank "Hoogland" B.A., vertegenwoordigd door advocaat mr. J.A.M.A. Sluysmans, gedagvaard voor de rechtbank te Utrecht. Eiseres vorderde een betaling van ƒ 135.420,39, vermeerderd met wettelijke rente over een bedrag van ƒ 127.486,09 vanaf 7 november 1997. De bank heeft in een incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring verzocht om notaris mr. A. Veldhuizen te dagvaarden. De rechtbank heeft de vordering van de bank afgewezen en de zaak naar de rol verwezen voor conclusie van antwoord aan de zijde van de bank. De bank heeft de vordering van eiseres bestreden en na een comparitie van partijen heeft eiseres haar vordering vermeerderd met een verzoek om immateriële schadevergoeding. De rechtbank heeft bij eindvonnis van 21 november 2001 de vordering afgewezen. Eiseres heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat het vonnis bij arrest van 16 januari 2003 heeft bekrachtigd. Eiseres heeft vervolgens cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiseres in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De in de middelen aangevoerde klachten konden niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad oordeelde dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

11 februari 2005
Eerste Kamer
Nr. C03/172HR
RM/JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
COÖPERATIEVE RAIFFEISEN BOERENLEENBANK "HOOGLAND" B.A.,
gevestigd te Hoogland, gemeente Amersfoort,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J.A.M.A. Sluysmans.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - heeft bij exploot van 12 mei 1998 verweerster in cassatie - verder te noemen: de bank - gedagvaard voor de rechtbank te Utrecht en gevorderd de bank te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van ƒ 135.420,39, te vermeerderen met de wettelijke rente over ƒ 127.486,09 vanaf 7 november 1997 tot de dag der algehele voldoening.
De bank heeft bij incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring gevorderd te bepalen dat notaris mr. A. Veldhuizen tegen een door de rechtbank te bepalen terechtzitting zal worden gedagvaard. Nadat [eiseres] deze vordering had bestreden, heeft de rechtbank bij incidenteel vonnis van 14 oktober 1998 de vordering van de Bank afgewezen en in de hoofdzaak de zaak naar de rol verwezen voor conclusie van antwoord aan de zijde van de bank.
De bank heeft de vordering van [eiseres] bij conclusie van antwoord bestreden.
Na een ingevolge een tussenvonnis van 16 februari 2000 op 19 april 2000 gehouden comparitie van partijen heeft [eiseres] haar vordering bij conclusie van repliek vermeerderd en voorts veroordeling van de bank tot betaling van immateriële schadevergoeding, nader op te maken bij staat gevorderd.
De rechtbank heeft bij eindvonnis van 21 november 2001 de vordering afgewezen.
Tegen dit eindvonnis heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Na mondelinge behandeling op 17 december 2002 heeft het hof bij arrest van 16 januari 2003 het vonnis waarvan beroep bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De bank heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal C.L. de Vries Lentsch-Kostense strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de bank begroot op € 1.576,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink, D.H. Beukenhorst, A.M.J. van Buchem-Spapens en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 11 februari 2005.