5.2. Blijkens de aan het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 9 maart 2004 gehechte pleitnota heeft de raadsman van de verdachte onder meer het volgende aangevoerd:
"14. Zelfs indien het primaire dan wel het subsidiaire ofwel het meer subsidiaire bewezen zou worden geacht (quod non) dan moet worden vastgesteld dat er in elk geval sprake is geweest van een noodweersituatie dan wel een noodweerexcessituatie die zou moeten leiden tot ontslag van alle rechtsvervolging.
(...)
De verdediging acht het juist dat de geloofwaardigheid van een subsidiair beroep op noodweer niet optimaal kan zijn indien het primaire daderschap ontkend wordt.
Dat geloofwaardigheidsprobleem kan dan, naar mening van de verdediging, uit de aard der zaak slechts zien op die feiten en/of omstandigheden die de ontkennende verdachte gesteld heeft en die niet vaststelbaar zijn uit andere wettige bewijsmiddelen.
En in dit kader moet dan toch worden vastgesteld dat uit de processtukken blijkt dat het slachtoffer, na eerdere confrontaties met anderen, thuis een pistool is gaan halen en voorts bewapend was met een mes, dat het slachtoffer in de buurt van het politiebureau geschoten heeft, dat het slachtoffer in het bewuste café zijn pistool getrokken heeft en geschoten heeft (waarbij een derde dodelijk gewond raakte) en dat pas toen het slachtoffer met een mes gestoken is. Ook volgt uit de processtukken dat er, nadat door het slachtoffer een dodelijk schot was afgevuurd, de van het slachtoffer uitgaande dreiging niet was opgehouden maar dat er kennelijk een of meer mensen op het slachtoffer zijn moeten duiken, waarna vervolgens blijkt het slachtoffer gestoken te zijn.
In casu gaat het derhalve niet om oncontroleerbare stellingen, waarbij de bovenbedoelde geloofwaardigheidproblematiek wel een rol zou kunnen spelen.
Vast staat uit de processtukken dat [het slachtoffer] dronken was. Blijkens het rapport van de patholoog had [het slachtoffer] een promillage van bijna 2 promille!
Vast staat ook uit de stukken dat [het slachtoffer] en/of [betrokkene 3] op het gebied van ruzies etc. zeer ongunstig bekend stonden.
Vast staat ook dat [het slachtoffer] op een gegeven moment kennelijk een pistool thuis is gaan halen. Vast staat eveneens dat er incidenten van tevoren zijn geweest en dat [het slachtoffer], kennelijk uit op revanche, zelfs schoten gelost heeft in de buurt van het politiebureau. Verwezen zij naar pagina 435 doorgenummerd (de verklaring van [betrokkene 4]), aan wie door [het slachtoffer] werd toegevoegd: "Bemoei je met je eigen zaken, anders krijg je een pistool tegen je kop".
Vide pagina 057 doorgenummerd: "De man, kennelijk [het slachtoffer], riep dat ze een kogel door het hoofd kon krijgen, of iets dergelijks".
Volgens [betrokkene 3] heeft [het slachtoffer] geroepen: "Moet je een bullet door the head" (vide pagina 1109).
Wanneer een van de terrasbezoekers antwoordt dat bepaalde personen kennelijk naar Deurne zijn toegegaan, blijkt [het slachtoffer] dit volslagen verkeerd te begrijpen. Hij denkt kennelijk dat er gezegd werd dat hij iets niet durfde, waarop [het slachtoffer] dan kennelijk uitdagend, retorisch vraagt: wat, durf ik niet? Dat zegt voldoende over de persoon [het slachtoffer] met een vuurwapen achter zijn broekriem.
Uit de verklaring van [betrokkene 3] blijkt dan bovendien dat [het slachtoffer] ook nog in het bezit is van een dolk in een foedraal en uiteindelijk herkent [betrokkene 3] de in het café gevonden zwarte foedraal als gelijksoortig aan het foedraal van [het slachtoffer].
Daaruit kan en mag de conclusie getrokken worden dat [het slachtoffer] kennelijk zwaar bewapend was. Op pagina 1107 zegt [betrokkene 3] over [het slachtoffer]: "De laatste tijd zat [het slachtoffer] minder goed in zijn vel. [Het slachtoffer] was opgefokt en hij gaf aan dat hij zich van kant wilde maken. [Het slachtoffer] is laatst naar Scheveningen en den Helder geweest en aldaar wilde [het slachtoffer] zich van het leven beroven". En op pagina 1108 verklaart [betrokkene 3]: "Als [het slachtoffer] gedronken had kon het plezierige gedrag van hem incidenteel ineens omslaan naar onberekenbaar gedrag".
Met [het slachtoffer] kwam derhalve een zwaar bewapend onberekenbaar persoon, een ongeleid projectiel het café Lito in, die reeds eerder nota bene in de buurt van het politiebureau in het openbaar geschoten had.
Uit de processtukken blijkt verder dat er op een gegeven ogenblik in het café Lito geroepen wordt: kijk uit hij heeft een pistool.
Naar mening van de verdediging ontstond er door het trekken van het pistool door [het slachtoffer] een onmiddellijk dreigend gevaar voor een wederrechtelijke aanranding. Daartegen was actie gerechtvaardigd en geboden. Zelfs actie met een mes. Actie met een mes jegens een pistool is niet disproportioneel. Op het terrein van de proportionaliteit en de subsidiariteit is er dan ook terzake, naar mening van de verdediging, niks in te brengen tegen de gepleegde reactie op [het slachtoffer].
Significant is dat door de verhorende agent aan [verdachte] een gele sticker is gegeven met als tekst: "Advocaat vragen noodweer".
Het is zelfs aannemelijk dat [het slachtoffer] met of mede met het eigen mes is gestoken. Het bij het foedraal behorende mes van [het slachtoffer] is blijkens de processtukken niet (meer) gevonden.
Wanneer men de aard van de verwondingen bekijkt, zoals beschreven in het rapport van de patholoog, dan moet het er voor gehouden worden dat eventuele steekwonden "blind" zijn toegebracht, dan wel tijdens een worsteling. Gememoreerd zij dat er ook steekwonden zijn gevonden op het hoofd en achter het oor van het slachtoffer. Dat zou kunnen wijzen op het toebrengen van steken tijdens een onoverzichtelijke worsteling. Het is aannemelijk dat in een dergelijke situatie niet meer gelet kan worden (ik zeg het wellicht oneerbiedig) op de "maat".
Het is moeilijk te bepalen of er met minder vergaand geweld op [het slachtoffer] volstaan had kunnen worden. De kwalificaties die zijn eigen vriend, [betrokkene 3], over hem gegeven heeft en over de opmerking van [betrokkene 3] dat [het slachtoffer] reeds geruime tijd met zelfmoordplannen rondliep, doen het ergste vrezen.
Zelfs indien minder vergaande acties aan de orde waren geweest in verband met noodweer, dan moet het overschrijden van die grenzen in elk geval als een excessituatie beschouwd worden.
Er was ook duidelijk sprake van een hevige gemoedsbeweging bij cliënt. Blijkens zijn bij de Rechtbank te 's-Hertogenbosch afgelegde verklaring werd cliënt met een voorwerp in het gezicht geslagen en verklaarde hij: "Ik schrok hier heftig van". Vide ook p-v pag. 165 doorgenummerd. Blijkens die verklaring heeft cliënt het slachtoffer in zijn geheel van zich afgeduwd en op dat moment hoorde hij een luide knal, waarop hij naar de ingang van het café keek en hij zag dat in de deuropening een persoon viel. Van tevoren, korte tijd nadat het slachtoffer het café was binnengekomen was er reeds geroepen dat het slachtoffer een vuurwapen had.
Uit het DNA-onderzoek met betrekking tot lichaamsmateriaal dat in de loop van de revolver/het pistool gevonden is, is komen vast te staan dat het bloed betrof van cliënt. Uit een en ander volgt onmiskenbaar dat cliënt letterlijk de dood in de ogen gekeken heeft en dat dat uit het horen van de knal en het zien vallen van een persoon onmiddellijk duidelijk wordt.
Ondanks dat uit de stukken naar voren komt dat er wellicht in een eerder stadium door een zigeuner bedreigende uitlatingen gepleegd zijn, moet worden vastgesteld dat het hele incident in het café begonnen is door [het slachtoffer] zelf. Veelzeggend is toch dat getuige [getuige 1] (volgens zijn verklaring), nadat [het slachtoffer] reeds gewond op de grond lag, uit boosheid jegens hem een aantal keren tegen [het slachtoffer] aan getrapt heeft.
Voorzover er al sprake zou kunnen zijn van enige bewezenverklaring, zou er in elk geval naar mening van de verdediging ontslag van alle rechtsvervolging moeten volgen.
(...)