ECLI:NL:HR:2005:AR6211

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R04/096HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en cassatieprocedure tussen man en vrouw

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 januari 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een echtscheidingsverzoek. De man had op 4 april 2003 een verzoek tot echtscheiding ingediend bij de rechtbank te Haarlem. De vrouw, verzoekster tot cassatie, heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en daarnaast zelfstandige verzoeken ingediend. De rechtbank heeft op 23 december 2003 de echtscheiding uitgesproken. Hiertegen heeft de vrouw hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, waar de man incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. Het hof heeft op 19 mei 2004 de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, wat leidde tot het cassatieberoep van de vrouw.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering vereist is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De conclusie van de Advocaat-Generaal, L. Strikwerda, was om het beroep te verwerpen.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het cassatieberoep van de vrouw verworpen, waarmee de eerdere uitspraken van de rechtbank en het gerechtshof in stand zijn gebleven. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door vice-president P. Neleman, en de zaak is behandeld door de raadsheren H.A.M. Aaftink, O. de Savornin Lohman en A.M.J. van Buchem-Spapens.

Uitspraak

21 januari 2005
Eerste Kamer
Rek.nr. R04/096HR
RM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. R.B. van Heijningen,
t e g e n
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij verzoekschrift van 4 april 2003 heeft verweerder in cassatie - verder te noemen: de man - zich gewend tot de rechtbank te Haarlem en - voor zover in cassatie van belang - verzocht tussen hem en verzoekster tot cassatie - verder te noemen: de vrouw - echtscheiding uit te spreken.
De vrouw heeft zich ten aanzien van het verzoek tot echtscheiding gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en voorts zelfstandige verzoeken ingediend.
De rechtbank heeft bij beschikking van 23 december 2003 tussen partijen echtscheiding uitgesproken.
Tegen deze beschikking heeft de vrouw, onder meer voor zover tussen partijen echtscheiding is uitgesproken, hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De man heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij beschikking van 19 mei 2004 heeft het hof de bestreden beschikking van de rechtbank, voor zover daarbij echtscheiding tussen partijen is uitgesproken, bekrachtigd.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en A.M.J. van Buchem-Spapens, en in het openbaar uitge-sproken door de vice-president P. Neleman op 21 januari 2005.