ECLI:NL:HR:2005:AR6201

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C04/074HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en de gevolgen van dwaling

In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door de man tegen een eerdere uitspraak van het gerechtshof. De man had in eerste instantie de vrouw gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage, waarbij hij de vernietiging van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vorderde. De vrouw had op haar beurt een vordering in reconventie ingesteld, waarin zij onder andere verzocht om medewerking te verlenen aan de overdracht van een onroerende zaak. De rechtbank heeft op 18 juli 2001 de boedelverdeling vernietigd, maar de vorderingen van de man in reconventie afgewezen. De man ging in hoger beroep, maar het gerechtshof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank op 24 september 2003. Hierop heeft de man cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten van de man niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 28 januari 2005, waarbij de kosten van het geding in cassatie werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissingen van de lagere rechters en onderstreept het belang van de rechtszekerheid in huwelijksvermogensrechtelijke geschillen.

Uitspraak

28 januari 2005
Eerste Kamer
Nr. C04/074HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats], Spanje,
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. C.L. Koets-Bolhuis,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. H.B.M. van Dullemen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerster in cassatie - verder te noemen: de vrouw - heeft bij exploot van 12 februari 1999 eiser tot cassatie - verder te noemen: de man - gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voorzover de wet zulks toelaat:
primair: de tussen partijen tot stand gebrachte verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap te vernietigen wegens benadeling van eiseres voor meer dan eenvierde gedeelte;
subsidiair: de door partijen gesloten overeenkomst betrekking hebbende op een aantal vermogensbestanddelen wegens dwaling aan de zijde van de vrouw te vernietigen c.q. de in de boedel vallende pensioenrechten conform de wet te verdelen met veroordeling van de man in de kosten van het geding.
De man heeft de vordering bestreden en van zijn kant in reconventie gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vrouw te veroordelen om:
I binnen veertien dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis haar medewerking te verlenen aan de formaliteiten verbonden aan het transport van het pand aan de [a-straat 1] te [plaats], kadastraal bekend gemeente Wassenaar sectie [A], nr. [001], groot 2 are zes en tachtig centiare;
II te bepalen dat bij gebreke van medewerking van de vrouw binnen de hierboven genoemde termijn van veertien dagen dit vonnis dezelfde kracht zal hebben als een in wettige vorm opgemaakte akte van levering van voormelde onroerende zaak.
De vrouw heeft de vordering in reconventie bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 18 juli 2001 in conventie de boedelverdeling van partijen, overeengekomen in het echtscheidingsconvenant van 30 december 1997, vernietigd en in conventie en in reconventie het meer of anders gevorderde afgewezen en de proceskosten tussen partijen gecompenseerd.
Tegen dit vonnis heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 24 september 2003 heeft het hof voormeld vonnis van de rechtbank, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigd en de man in de kosten van het geding in hoger beroep aan de zijde van de vrouw veroordeeld.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, A.M.J. van Buchem-Spapens en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 28 januari 2005.