ECLI:NL:HR:2005:AR6201
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.M. Aaftink
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- W.A.M. van Schendel
- P. Neleman
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en de gevolgen van dwaling
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door de man tegen een eerdere uitspraak van het gerechtshof. De man had in eerste instantie de vrouw gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage, waarbij hij de vernietiging van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vorderde. De vrouw had op haar beurt een vordering in reconventie ingesteld, waarin zij onder andere verzocht om medewerking te verlenen aan de overdracht van een onroerende zaak. De rechtbank heeft op 18 juli 2001 de boedelverdeling vernietigd, maar de vorderingen van de man in reconventie afgewezen. De man ging in hoger beroep, maar het gerechtshof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank op 24 september 2003. Hierop heeft de man cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten van de man niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 28 januari 2005, waarbij de kosten van het geding in cassatie werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissingen van de lagere rechters en onderstreept het belang van de rechtszekerheid in huwelijksvermogensrechtelijke geschillen.