ECLI:NL:HR:2005:AR5692
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de toetsing van vatbaarheid voor onttrekking aan het verkeer in het kader van beklag ex art. 552a Sv
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een beschikking van het Gerechtshof te Amsterdam, waarin het hof op 13 januari 2004 een klaagschrift ongegrond verklaarde. De klager, geboren in de Verenigde Staten, had verzocht om teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen. De Hoge Raad oordeelt dat het hof ten onrechte de vatbaarheid voor onttrekking aan het verkeer niet heeft getoetst aan de relevante wetgeving, in dit geval artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht, zoals dat gold van 1 februari 1996 tot 1 oktober 2002. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van het hof en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe behandeling van het klaagschrift.
De Hoge Raad stelt vast dat de Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en verwijzing van de zaak naar een aangrenzend hof. De Hoge Raad volgt deze conclusie en oordeelt dat het hof in zijn eerdere beschikking niet correct heeft gehandeld door het klaagschrift ongegrond te verklaren zonder de juiste toetsing aan de wet. Dit leidt tot de conclusie dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven.
De zaak is van belang voor de rechtsontwikkeling, omdat het de noodzaak benadrukt van een zorgvuldige toetsing aan de wet bij beslissingen over onttrekking aan het verkeer. De Hoge Raad benadrukt dat de beoordeling van de vatbaarheid voor onttrekking aan het verkeer niet alleen afhankelijk is van de feiten van de zaak, maar ook van de geldende wetgeving op het moment van de beoordeling. Dit arrest heeft implicaties voor toekomstige zaken waarin de toetsing aan de wet centraal staat.