ECLI:NL:HR:2005:AR5388

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R04/050HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • J.B. Fleers
  • H.A.M. Aaftink
  • P.C. Kop
  • J.C. van Oven
  • F.B. Bakels
  • P. Neleman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over echtscheiding en alimentatieverplichtingen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 januari 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw. De vrouw had op 5 september 1995 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te Leeuwarden, waarin zij verzocht om echtscheiding en om de man te veroordelen tot betaling van alimentatie van ƒ 15.000,-- per maand. De rechtbank heeft op 1 mei 1996 de echtscheiding uitgesproken en de man veroordeeld tot alimentatie. De man heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden, waar de vrouw incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. Het hof heeft verschillende tussenbeschikkingen gegeven en uiteindelijk op 14 januari 2004 de beschikking van de rechtbank bekrachtigd.

De man heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de beschikkingen van het hof. De vrouw heeft verzocht om de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep en heeft de Hoge Raad verzocht de beschikkingen van het hof in stand te laten. De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep van de man. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van de man niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de man verworpen, waarmee de eerdere beslissingen van de rechtbank en het hof in stand zijn gebleven.

Uitspraak

14 januari 2005
Eerste Kamer
Rek.nr. R04/050HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. A.K. Oostlander-Vos,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: R.F. Thunnissen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 5 september 1995 ter griffie van de rechtbank te Leeuwarden ingekomen verzoekschrift heeft verweerster in cassatie - verder te noemen: de vrouw - zich gewend tot die rechtbank en verzocht:
1. echtscheiding tussen haar en verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de man - uit te spreken;
2. de man te veroordelen om met de vrouw over te gaan tot verdeling van de gemeenschap waarin partijen zijn gehuwd, met benoeming van een notaris en een onzijdig persoon als naar de wet;
3. te bepalen dat de man aan de vrouw ten behoeve van haar levensonderhoud zal betalen een bedrag van ƒ 15.000,-- per maand, met veroordeling van de man in de kosten op de tenuitvoerlegging gevallen voor het geval hij aan deze veroordeling niet vrijwillig voldoet.
De man heeft het alimentatieverzoek van de vrouw bestreden.
De rechtbank heeft bij beschikking van 1 mei 1996 de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, de echtgenoten gelast de tussen hen bestaande huwelijksgemeenschap voor zover aanwezig te verdelen, een notaris en een onzijdig persoon benoemd, en de zaak wat de vaststelling van een bijdrage ten behoeve van het levensonderhoud van de vrouw naar de terechtzitting verwezen. Bij tussenbeschikking van 3 februari 1999 heeft de rechtbank partijen opgedragen stukken in het geding te brengen, bij tussenbeschikking van 31 maart 1999 heeft de rechtbank de zaak naar de terechtzitting van de meervoudige familiekamer verwezen en bij tussenbeschikkingen van 19 mei 1999 en 11 augustus 1999 heeft zij door (een) deskundige(n) te beantwoorden vragen geformuleerd en een registeraccountant als deskundige benoemd.
Nadat deze deskundige aan de rechtbank had gerapporteerd dat de man hem onvoldoende gegevens had verstrekt om hem in staat te stellen alle vragen van de rechtbank te beantwoorden, heeft de rechtbank bij beschikking van 18 april 2001 de man veroordeeld aan de vrouw tot haar levensonderhoud uit te keren een bedrag van ƒ 15.000,-- per maand.
Tegen laatstvermelde beschikking heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden. De vrouw heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij tussenbeschikking van 10 april 2002 heeft het hof een (aanvullend) deskundigenonderzoek bevolen en een aantal vragen geformuleerd met verzoek aan de door de rechtbank reeds benoemde deskundige het bevolen (nader) onderzoek te verrichten. Na deskundigenbericht heeft het hof bij tussenbeschikkingen van 19 maart 2003 en 10 september 2003 de vrouw verzocht nadere informatie te verschaffen en bescheiden in het geding te brengen en bij eindbeschikking van 14 januari 2004 de beschikking waarvan beroep bekrachtigd.
De vier vermelde beschikkingen van het hof zijn aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de vier hiervoor vermelde beschikkingen van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft verzocht de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep tegen de beschikkingen van het hof van 10 april 2002 en 10 september 2003 en het beroep tegen de beschikkingen van 19 maart 2003 en 14 januari 2004 ongegrond te verklaren en derhalve alle beschikkingen van het hof in stand te laten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren J.B. Fleers, als voorzitter, H.A.M. Aaftink, P.C. Kop, J.C. van Oven en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 14 januari 2005.