ECLI:NL:HR:2005:AR5382
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- O. de Savornin Lohman
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Cassatie over vorderingen tot betaling van achterstallige alimentatie en reconventionele vordering
In deze zaak heeft de vrouw, eiseres tot cassatie, de man, verweerder in cassatie, gedagvaard voor de rechtbank te Zutphen met een vordering tot betaling van achterstallige alimentatie. De vrouw vorderde een bedrag van ƒ 215.939,87, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 3 september 1999. De man heeft de vordering bestreden en in reconventie een bedrag van ƒ 230.135,54 gevorderd, eveneens met wettelijke rente. De rechtbank heeft in een tussenvonnis een comparitie van partijen gelast en in een eindvonnis van 26 juli 2001 de vrouw veroordeeld tot betaling van ƒ 176.935,53, met wettelijke rente vanaf 3 februari 2000. De proceskosten werden gecompenseerd en het meer of anders verzochte werd afgewezen.
Tegen dit eindvonnis heeft de vrouw hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem, waar zij haar eis heeft gewijzigd en verminderd. De man heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en zijn eis vermeerderd. Het hof heeft op 15 juli 2003 het vonnis van de rechtbank vernietigd voor zover het betreft het door de vrouw aan de man te betalen bedrag en heeft de vrouw veroordeeld tot betaling van € 84.829,46, met wettelijke rente vanaf 3 februari 2000. Het hof heeft het vonnis voor het overige bekrachtigd en de proceskosten van het hoger beroep gecompenseerd.
De vrouw heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof. De man heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De zaak is toegelicht door de advocaten van beide partijen. De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De in de middelen aangevoerde klachten konden niet tot cassatie leiden, en verdere motivering was niet nodig, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.