ECLI:NL:HR:2005:AR4928
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.A.M. van Schendel
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Verschoningsrecht van getuige-medeverdachte in strafzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 januari 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft de toepassing van het verschoningsrecht van een getuige die tevens medeverdachte is in een strafzaak. De verdachte, geboren in 1975 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Haaglanden', had beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het Hof, waarin hij was veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf voor meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal en vrijheidsberoving. De Hoge Raad heeft de klacht van de verdachte verworpen dat het Hof de getuige de mogelijkheid heeft ontnomen om gebruik te maken van zijn verschoningsrecht, zoals vastgelegd in artikel 219 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad oordeelde dat, zelfs als het Hof de getuige in feite de mogelijkheid heeft ontnomen om van zijn verschoningsrecht gebruik te maken, dit niet leidt tot nietigheid van de procedure. Bovendien werd vastgesteld dat de opvatting dat een medeverdachte die als getuige wordt gehoord geen verschoningsrecht toekomt, onjuist is. De Hoge Raad concludeerde dat artikel 219 Sv geen dergelijke beperking inhoudt. De uitspraak van het Hof werd bevestigd, en het beroep in cassatie werd verworpen.