ECLI:NL:HR:2005:AQ7394
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Winst uit aanmerkelijk belang en inkomsten uit rechten die niet op zaken betrekking hebben
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 28 oktober 2003, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1999. De Inspecteur had een aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 812.478. Na bezwaar werd de aanslag gehandhaafd, maar werd er wel rekening gehouden met verrekenbare buitenlandse bronbelasting en een bijzonder tarief. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft belanghebbende cassatie ingesteld tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad behandelt de vraag of de door belanghebbende genoten dividenden uit aandelen die behoren tot een aanmerkelijk belang, moeten worden aangemerkt als inkomsten uit rechten die niet op zaken betrekking hebben, zoals bedoeld in artikel 38, lid 7, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. De Hoge Raad oordeelt dat de Wet onder "inkomsten uit rechten die niet op zaken betrekking hebben" niet de winst uit aanmerkelijk belang begrijpt. Dit betekent dat de door belanghebbende verdedigde opvatting niet alleen terminologisch onjuist is, maar ook niet in overeenstemming met het systeem van de Wet. De Hoge Raad concludeert dat de middelen van belanghebbende falen.
De proceskosten worden niet toegewezen, en de Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is uitgesproken op 11 februari 2005 door de vice-president en de raadsheren in openbaar.