ECLI:NL:HR:2005:AQ0284
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de Wet op de omzetbelasting 1968 op de toegang tot een landgoed voor gehandicapten
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 februari 2005 uitspraak gedaan over de naheffingsaanslagen in de omzetbelasting die aan Stichting X zijn opgelegd voor de tijdvakken van 1 januari 1995 tot en met 31 maart 2000. De naheffingsaanslagen, ter hoogte van ƒ 62.417 en ƒ 5.313, werden door de Inspecteur gehandhaafd na bezwaar. Stichting X, die als doelstelling heeft het bieden van recreatiemogelijkheden voor gehandicapten en/of zieke mensen, ging in beroep bij het Hof, dat het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft Stichting X cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat Stichting X niet als ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 kon worden aangemerkt. De Hoge Raad stelde vast dat het verlenen van toegang tot het landgoed tegen een vergoeding van ƒ 2,50 per persoon, ongeacht het oogmerk of resultaat, moet worden beschouwd als een economische activiteit. Het Hof had de verhouding tussen de ontvangen bedragen en het gebruik van de faciliteiten niet correct beoordeeld, en had geen rekening gehouden met de symbolische aard van de vergoeding.
De Hoge Raad verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. Tevens werd de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 805 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest benadrukt de noodzaak om bij de beoordeling van economische activiteiten niet alleen naar de kosten en opbrengsten te kijken, maar ook naar de aard van de verrichte prestaties.