ECLI:NL:HR:2005:AP5952
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Verlengde termijn voor navordering van douanerechten en de rol van douaneautoriteiten
In deze zaak gaat het om de vraag of de verlengde termijn voor navordering van douanerechten van toepassing is, ook wanneer de douaneautoriteiten binnen de reguliere termijn van drie jaar in staat waren om de douaneschuld vast te stellen. De belanghebbende, X, ontving op 12 augustus 1999 een uitnodiging tot betaling van ƒ 154.394 aan douanerechten voor goederen die in de jaren 1995, 1996 en 1997 waren aangegeven. Het bezwaar tegen deze uitnodiging werd door de Inspecteur afgewezen, waarna X in beroep ging bij de Tariefcommissie. Het Gerechtshof te Amsterdam verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de uitspraak van de Inspecteur, met de opdracht om een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van X.
X stelde beroep in cassatie in tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in, en X liet zich bijstaan door mr. J.F. van Nouhuys. De Advocaat-Generaal W. de Wit concludeerde tot ongegrondverklaring van het beroep. De Hoge Raad beoordeelde de klacht van X, die stelde dat de uitnodiging tot betaling vernietigd moest worden voor goederen waarvoor aangifte was gedaan vóór 10 september 1995, omdat de Inspecteur al vóór of op 10 september 1998 in staat was om de verschuldigde rechten te berekenen.
De Hoge Raad oordeelde dat artikel 221, lid 3, van het Communautair douanewetboek (CDW) bepaalt dat de mededeling van het verschuldigde bedrag niet meer mag plaatsvinden na drie jaar vanaf de datum waarop de douaneschuld is ontstaan. De tweede volzin van dit lid staat echter toe dat, indien de douaneautoriteiten door een strafrechtelijk vervolgbare handeling niet in staat waren het juiste bedrag vast te stellen, de mededeling nog na het verstrijken van die termijn kan plaatsvinden. De Hoge Raad concludeerde dat de klacht van X faalde en verklaarde het beroep ongegrond, zonder veroordeling in de proceskosten.