ECLI:NL:HR:2004:AR8193
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag omzetbelasting en reclameactiviteiten van belanghebbende
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 december 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure aangespannen door de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 24 januari 2003, waarin een naheffingsaanslag in de omzetbelasting aan X B.V. was opgelegd. De naheffingsaanslag betrof het tijdvak van 1 januari 1995 tot en met 31 december 1996, waarbij een verhoging van de nageheven belasting van honderd procent was opgelegd. De Inspecteur had echter kwijtschelding verleend tot vijftig procent. Na bezwaar van belanghebbende werd de naheffingsaanslag verminderd tot € 143.281, maar het Hof verklaarde het beroep gegrond en verlaagde de aanslag tot € 13.393, met een verdere kwijtschelding van de verhoging tot 25 procent.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had geoordeeld dat de activiteiten van belanghebbende, die zich bezighield met het werven van deelnemers voor een piramidespel, kwalificeerden als diensten op het gebied van reclame volgens de Wet op de omzetbelasting 1968. Het Hof had daarbij verwezen naar relevante arresten van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen. De Hoge Raad verklaarde het beroep van de Staatssecretaris ongegrond en veroordeelde hem in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest bevestigt de eerdere uitspraak van het Hof en onderstreept de juridische kwalificatie van de activiteiten van belanghebbende in het kader van de omzetbelasting.