ECLI:NL:HR:2004:AR8187
Hoge Raad
- Cassatie
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de ontvankelijkheid van een beroepschrift inzake inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 december 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door belanghebbende X tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een verzet tegen een eerder door het Hof gewezen uitspraak over de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1996. Het Gerechtshof had het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard, omdat het beroepschrift niet voldeed aan de vereisten van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht. Belanghebbende had verzet aangetekend tegen deze uitspraak, maar het Hof verklaarde dit verzet ongegrond.
De Hoge Raad oordeelde dat het Gerechtshof onvoldoende inzicht had gegeven in zijn gedachtegang met betrekking tot de stelling van belanghebbende dat hij op 10 januari 2001 een aanvullend beroepschrift had ingediend. De Hoge Raad stelde vast dat het Hof niet duidelijk had gemaakt of het de stelling van belanghebbende verwerpt of dat het uitgaat van de juistheid ervan. Dit gebrek aan motivering leidde tot de conclusie dat de uitspraak van het Hof onvoldoende met redenen was omkleed en derhalve niet in stand kon blijven.
De Hoge Raad verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. Tevens werd bepaald dat de Staatssecretaris van Financiën het griffierecht van € 87 aan belanghebbende diende te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de rechter en de noodzaak om belanghebbenden de gelegenheid te geven zich uit te laten over relevante bevindingen.