ECLI:NL:HR:2004:AR8186
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatie van X B.V. tegen uitspraak Gerechtshof inzake vennootschapsbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X B.V. te Z tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 30 maart 2004, met nummer BK-02/04671, betreffende een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1998. De aanslag was opgelegd naar een belastbaar bedrag van ƒ 5.570.772. Na bezwaar tegen deze aanslag, heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna X B.V. in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, waarop X B.V. cassatie heeft ingesteld.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het oordeel van het Hof, dat X B.V. op 31 december 1998 geen voornemen had tot vervanging van het vervreemde bedrijfspand, geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting. Dit oordeel is verweven met feitelijke waarderingen en kan in cassatie niet op juistheid worden getoetst. De Hoge Raad oordeelt dat het niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd is. X B.V. was op grond van artikel 14 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, noch op basis van de ruilarresten, niet gerechtigd om het voordeel van de vervreemding van het bedrijfspand niet tot de winst van het onderhavige jaar te rekenen.
De Hoge Raad heeft de middelen van X B.V. verworpen en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad is dat het beroep ongegrond wordt verklaard. Dit arrest is uitgesproken op 24 december 2004 door de vice-president en de raadsheren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier.