ECLI:NL:HR:2004:AR8186

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
40759
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • F.W.G.M. van Brunschot
  • C.B. Bavinck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van X B.V. tegen uitspraak Gerechtshof inzake vennootschapsbelasting

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X B.V. te Z tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 30 maart 2004, met nummer BK-02/04671, betreffende een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1998. De aanslag was opgelegd naar een belastbaar bedrag van ƒ 5.570.772. Na bezwaar tegen deze aanslag, heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna X B.V. in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, waarop X B.V. cassatie heeft ingesteld.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het oordeel van het Hof, dat X B.V. op 31 december 1998 geen voornemen had tot vervanging van het vervreemde bedrijfspand, geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting. Dit oordeel is verweven met feitelijke waarderingen en kan in cassatie niet op juistheid worden getoetst. De Hoge Raad oordeelt dat het niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd is. X B.V. was op grond van artikel 14 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, noch op basis van de ruilarresten, niet gerechtigd om het voordeel van de vervreemding van het bedrijfspand niet tot de winst van het onderhavige jaar te rekenen.

De Hoge Raad heeft de middelen van X B.V. verworpen en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad is dat het beroep ongegrond wordt verklaard. Dit arrest is uitgesproken op 24 december 2004 door de vice-president en de raadsheren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

Nr. 40759
24 december 2004
PV
gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 30 maart 2004, nr. BK-02/04671, betreffende na te melden aanslag in de vennootschapsbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1998 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van ƒ 5.570.772, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de middelen 's Hofs oordeel, inhoudende dat belanghebbende op 31 december 1998 geen voornemen had tot vervanging van het door haar vervreemde bedrijfspand, geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kan, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, voor het overige in cassatie niet op juistheid worden getoetst. Het is ook niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd. Hiervan uitgaande is het belanghebbende noch op grond van artikel 14 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, noch op grond van de ruilarresten, toegestaan het door haar bij vervreemding van het bedrijfspand behaalde voordeel niet tot de winst van het onderhavige jaar te rekenen. De middelen falen derhalve.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 24 december 2004.