ECLI:NL:HR:2004:AR8181
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie inzake aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor landbouwonderneming
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 28 februari 2003, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1997. De belanghebbende, die een landbouwonderneming drijft, had een aanslag opgelegd gekregen die na bezwaar door de Inspecteur was verminderd tot een belastbaar inkomen van ƒ 123.701. De belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de belanghebbende cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 24 december 2004 het beroep gegrond verklaard en de uitspraak van het Hof vernietigd. De zaak is terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat het pachtrecht, waaronder het gedeelte dat betrekking heeft op opstallen en ondergrond gebruikt voor bewoning, tot het ondernemingsvermogen van de belastingplichtige behoort. Dit betekent dat de rechten en verplichtingen uit hoofde van de pacht afhankelijk zijn van het gebruik van de onroerende zaken.
De Hoge Raad gelastte ook dat de Staat de kosten van het geding in cassatie, inclusief griffierecht en kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, aan de belanghebbende vergoedt. De uitspraak van het Hof kon niet in stand blijven, en de middelen behoefden voor het overige geen behandeling. De Staatssecretaris van Financiën werd veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, en het verwijzingshof zal beoordelen of er een vergoeding voor de kosten van het geding voor het Hof aan de belanghebbende moet worden toegekend.