ECLI:NL:HR:2004:AR7831
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het cassatieberoep in het kader van de Overleveringswet
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het cassatieberoep van de opgeëiste persoon in het kader van de Overleveringswet. De zaak betreft een verzoek tot overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in Iran in 1953, door de Republiek Frankrijk. De Rechtbank te Amsterdam had op 16 juli 2004 uitspraak gedaan in deze zaak, maar tegen deze uitspraak stond geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29.2 van de Overleveringswet. De Hoge Raad oordeelt dat de Overleveringswet, die op 12 mei 2004 in werking is getreden, van toepassing is. Dit betekent dat de opgeëiste persoon niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn cassatieberoep, omdat er geen mogelijkheid is om tegen de uitspraak van de rechtbank in beroep te gaan.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft tijdens de zitting op 7 december 2004 verklaard af te zien van het nemen van een conclusie. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het Europees arrestatiebevel, dat op 25 mei 2004 door de Procureur de la République près le Tribunal de Grande Instance de Créteil was uitgevaardigd, op 7 juni 2004 door de Officier van Justitie te Amsterdam was ontvangen. Dit bevestigt dat de Overleveringswet van toepassing is in deze zaak.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 21 december 2004 het arrest gewezen, waarin de opgeëiste persoon niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn beroep. Dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij de vice-president en de raadsheren aanwezig waren, evenals de griffier. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de Overleveringswet en de beperkingen die deze wet oplegt aan de mogelijkheden voor cassatie in dergelijke zaken.