ECLI:NL:HR:2004:AR7766
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Fiscale beleggingsinstelling en overgangsregeling vennootschapsbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, waarin een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1997 werd verminderd. De belanghebbende, een beleggingsinstelling, had bezwaar gemaakt tegen de opgelegde aanslag van ƒ 471.947, die na bezwaar door de Inspecteur werd gehandhaafd. Het Hof verklaarde het beroep gegrond en verlaagde de aanslag naar ƒ 470.269, belast tegen een tarief van 15 procent. De Staatssecretaris ging in cassatie, waarbij de vraag centraal stond of het overgangstarief van 15 procent van toepassing was op de herbeleggingsreserve die was ontstaan door de inbreng in een commanditaire vennootschap (cv). De Hoge Raad oordeelde dat de belanghebbende recht had op afrekening van de herbeleggingsreserve tegen het overgangstarief, en dat er geen sprake was van het nastreven van een incidenteel fiscaal voordeel. De Hoge Raad verklaarde het beroep ongegrond en veroordeelde de Staatssecretaris in de proceskosten, vastgesteld op € 966 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest bevestigt de mogelijkheid voor beleggingsinstellingen om gebruik te maken van overgangsregelingen bij statusverlies, mits de voorwaarden van de wet worden nageleefd.