ECLI:NL:HR:2004:AR7750
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag omzetbelasting en bewijs van schijnhandelingen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 december 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over een naheffingsaanslag in de omzetbelasting die was opgelegd aan X B.V. voor het tijdvak van 1 januari 1994 tot en met 31 december 1994. De naheffingsaanslag, ter hoogte van ƒ 596.530, was het gevolg van het toepassen van het nultarief op facturen die betrekking hadden op de verkoop van auto's aan A in Duitsland. Na bezwaar tegen de naheffingsaanslag, werd deze door de Inspecteur gehandhaafd, waarna X B.V. in beroep ging bij het Gerechtshof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, wat leidde tot het indienen van een cassatieberoep door X B.V.
De Hoge Raad oordeelde dat de uitspraak van het Hof niet in stand kon blijven. De Hoge Raad stelde vast dat het Hof had miskend dat de belasting slechts verschuldigd is als er daadwerkelijk leveringen hebben plaatsgevonden. De directeur van X B.V. had verklaard dat de auto's door een derde aan A waren verkocht, en dat hij in overleg met deze derde de facturen had uitgeschreven. Dit leidde tot de vraag of de transacties tussen X B.V., A en B daadwerkelijk hadden plaatsgevonden of dat het ging om schijnhandelingen, ook wel aangeduid als een facturencarrousel.
De Hoge Raad verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. Tevens werd de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten aan X B.V. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in belastingzaken, vooral in situaties waarin schijnhandelingen worden betoogd.