ECLI:NL:HR:2004:AR7225
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Uitlevering en het ne bis in idem beginsel in de context van de Republiek Moldavië
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 december 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van de Rechtbank te Roermond. De zaak betreft een verzoek tot uitlevering van een opgeëiste persoon door de Republiek Moldavië, die in Nederland gedetineerd is. De Rechtbank had eerder op 10 augustus 2004 de uitlevering toelaatbaar verklaard, ondanks het verweer van de opgeëiste persoon dat hij in Moldavië onherroepelijk was vrijgesproken van de feiten waarvoor uitlevering werd verzocht. De Hoge Raad oordeelt dat de Rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat een onherroepelijke vrijspraak door de rechter van de verzoekende staat niet tot ontoelaatbaarverklaring van de gevraagde uitlevering kan leiden. Dit oordeel is in strijd met artikel 2 van het tussen Nederland en Moldavië geldende Aanvullend Protocol bij het EUV en artikel 9.1.c van de Uitleveringswet. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en beveelt dat de opgeëiste persoon zal worden opgeroepen voor een zitting op 18 januari 2005 om te worden gehoord over de toelaatbaarheid van de uitlevering. De zaak benadrukt de belangrijke rol van internationale verdragen en nationale wetgeving in uitleveringsprocedures, vooral in het licht van het ne bis in idem beginsel, dat dubbele vervolging voor hetzelfde feit verbiedt.