ECLI:NL:HR:2004:AR6517

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C03/236HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over vordering tot betaling door Defam aan eiser

In deze zaak heeft Defam Financieringen B.V. eiser tot cassatie, wonende in België, gedagvaard voor de rechtbank te Breda. De vordering betrof een bedrag van ƒ 317.377,22, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft eiser bij vonnis van 12 juni 2001 veroordeeld tot betaling aan Defam. Eiser heeft tegen deze vonnissen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 24 maart 2003 de vonnissen heeft bekrachtigd. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De in de middelen aangevoerde klachten konden niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad oordeelde dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Het arrest is gewezen op 17 december 2004 en openbaar uitgesproken door vice-president P. Neleman.

Uitspraak

17 december 2004
Eerste Kamer
Nr. C03/236HR
JMH/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats], België,
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. R.T.R.F. Carli,
t e g e n
DEFAM FINANCIERINGEN B.V.,
gevestigd te Bunnik,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. D. Stoutjesdijk.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerster in cassatie - verder te noemen: Defam - heeft bij exploot van 22 september 1998 eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - gedagvaard voor de rechtbank te Breda en gevorderd [eiser] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om aan Defam te betalen een bedrag van ƒ 317.377,22, te vermeerderen met de wettelijke rente over ƒ 280.685,50 vanaf 17 april 1997 en over ƒ 36.591,72 vanaf 30 januari 1998.
[eiser] heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 5 oktober 1999 [eiser] tot bewijslevering toegelaten. Na gehouden getuigenverhoor heeft de rechtbank de zaak bij vonnis van 6 februari 2001 naar de rol verwezen voor akte aan de zijde van Defam. Bij eindvonnis van 12 juni 2001 heeft de rechtbank [eiser] veroordeeld tot betaling aan Defam van een bedrag van ƒ 280.685,50, vermeerderd met de wettelijke rente over ƒ 112.177,84 vanaf 17 mei 1997 en over ƒ 168.507,66 vanaf 17 juni 1997, alsmede tot betaling aan Defam van een bedrag van ƒ 5.400,-- aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 30 januari 1998.
Tegen deze drie vonnissen heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij arrest van 24 maart 2003 heeft het hof de vonnissen waarvan beroep, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Defam heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor Defam mede door mr. M.B.C. Kloppenburg, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Defam begroot op € 3.381,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren J.B. Fleers, als voorzitter, E.J. Numann en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 17 december 2004.