ECLI:NL:HR:2004:AR6361
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Oordeel over overschrijding van de inzendtermijn in cassatie en toepassing meerderjarigenstrafrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 december 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was eerder vrijgesproken van verschillende tenlastegelegde feiten, maar was wel veroordeeld voor diefstal en andere misdrijven, met een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk. De verdachte had op 16 september 2003 beroep in cassatie ingesteld, en de stukken waren op 30 juni 2004 bij de Hoge Raad binnengekomen. De Hoge Raad oordeelde dat de overschrijding van de inzendtermijn van ongeveer zes weken werd gecompenseerd door de afdoening binnen zestien maanden na het instellen van het cassatieberoep. Dit betekende dat er geen sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Hoge Raad concludeerde dat het middel faalde en dat er geen grond was voor vernietiging van de bestreden uitspraak. Het beroep in cassatie werd verworpen.