ECLI:NL:HR:2004:AR5992
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie over schorsing en terugvordering van AAW/WAO-uitkeringen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 november 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de schorsing en terugvordering van uitkeringen op basis van de Algemene arbeidsongeschiktheidswet (AAW) en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Het Bestuur had op 28 mei 1998 de uitkering van de belanghebbende geschorst, waarna er kortingen werden toegepast op de AAW/WAO-uitkeringen die de belanghebbende had ontvangen in verschillende periodes. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het Bestuur verklaarde deze bezwaren ongegrond op 19 april 1999. Hierop heeft de belanghebbende beroep ingesteld bij de Arrondissementsrechtbank te Haarlem, die het beroep ongegrond verklaarde. Vervolgens heeft de belanghebbende hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep, die de uitspraak van de Rechtbank bevestigde en het beroep tegen een herzien besluit van het Bestuur ongegrond verklaarde.
De belanghebbende heeft cassatie ingesteld tegen de uitspraak van de Centrale Raad. In de cassatieprocedure werd geklaagd over de schending of verkeerde toepassing van artikel 6, lid 1, letter c, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering. De Hoge Raad oordeelde echter dat de bestreden uitspraak van de Centrale Raad betrekking had op besluiten die niet berustten op de Coördinatiewet, maar op de AAW en WAO. Hierdoor kon het middel niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad achtte ook geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep ongegrond, waarmee de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand bleven.