ECLI:NL:HR:2004:AR5981
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Teruggaaf van inkomstenbelasting en middelingstijdvakken
In deze zaak heeft de belanghebbende, X te Z, op basis van artikel 66a van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 verzocht om teruggaaf van inkomstenbelasting over de jaren 1996 tot en met 1998. Dit verzoek werd door de Inspecteur afgewezen, waarna de belanghebbende bezwaar maakte. De Inspecteur handhaafde zijn beslissing, waarna de belanghebbende in beroep ging bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het Hof verklaarde het beroep gegrond en gelastte een middelingsteruggaaf, waarbij de uitspraak van het Hof aan het arrest werd gehecht.
In cassatie werd het beroep ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de belanghebbende in 1997 een middelingsteruggaaf had aangevraagd over het tijdvak 1994 tot en met 1996, wat was toegewezen. Echter, de berekening van het inkomen over 1997 resulteerde in een negatief bedrag, wat leidde tot herziening van de middelingsbeschikking en navordering van de eerder verleende middelingsteruggaaf.
In 2000 verzocht de belanghebbende opnieuw om een middelingsteruggaaf over het tijdvak 1996 tot en met 1998, maar dit verzoek werd afgewezen omdat het jaar 1996 al in een eerder middelingstijdvak was betrokken. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had geoordeeld dat er geen middelingsteruggaaf over de periode 1994 tot en met 1996 was verleend, en dat het jaar 1996 niet betrokken kon worden in twee overlappende middelingstijdvakken. De Hoge Raad verklaarde het beroep van de Staatssecretaris ongegrond en legde geen proceskosten op.