ECLI:NL:HR:2004:AR5404

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R03/146HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie in een civiele zaak tussen eisers en verweerster over betalingsverplichtingen

In deze zaak, die voor de Hoge Raad der Nederlanden is gebracht, zijn eisers tot cassatie, [Eiser 1] en [Eiseres 2], beiden woonachtig op Aruba, in hoger beroep gegaan tegen een eindvonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. De verweerster, gevestigd op Aruba, had in eerste instantie een vordering ingesteld tegen de eisers tot cassatie, waarbij zij betaling eiste van een bedrag van Afl. 106.539,31, vermeerderd met wettelijke rente. De eisers hebben de vorderingen bestreden en in reconventie een tegenvordering ingesteld. Het gerecht in Eerste Aanleg heeft in een tussenvonnis een bedrag van Afl. 53.185,93 toegewezen aan de eisers en in een eindvonnis een bedrag van Afl. 20.145,68 aan de verweerster. Beide partijen hebben hoger beroep ingesteld tegen deze vonnissen.

Het hof heeft de hoger beroepen gevoegd behandeld en in een eindvonnis de bestreden vonnissen van het gerecht vernietigd. Het hof heeft de eisers veroordeeld tot betaling van Afl. 102.365,-- aan de verweerster, vermeerderd met wettelijke rente, en de tegenvordering van de eisers afgewezen. De eisers hebben vervolgens beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal, die strekte tot verwerping van het beroep, gevolgd. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eisers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de verweerster op nihil zijn begroot.

De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in het cassatiemiddel niet tot cassatie kunnen leiden, en dat nadere motivering niet nodig is omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Het arrest is openbaar uitgesproken op 17 december 2004.

Uitspraak

17 december 2004
Eerste Kamer
Nr. R03/146HR
JMH/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1],
2. [Eiseres 2],
beiden wonende op Aruba,
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. R.S. Meijer,
t e g e n
[Verweerster],
gevestigd op Aruba,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 4 februari 1998 ter griffie van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, hierna: het gerecht, ingekomen verzoekschrift heeft verweerster in cassatie - verder te noemen: [verweerster] - zich gewend tot dat gerecht en verzocht bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. eisers tot cassatie - verder te noemen: [eiser] c.s. - te veroordelen om aan [verweerster] te betalen een bedrag van Afl. 106.539,31, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 juli 1997, zijnde de dag van de eerste aanmaning, dan wel [eiser] c.s. te veroordelen aan [verweerster] te betalen een bedrag door de rechter in redelijkheid en billijkheid te bepalen dan wel
b. [eiser] c.s. te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen een bedrag dat gelijk is aan het door [verweerster] verrichte meerwerk dan wel een bedrag in redelijkheid door de rechter te bepalen met inachtneming van het in het verzoekschrift gestelde en met veroordeling van [eiser] c.s. tot betaling van de wettelijke rente sedert 2 juli 1997, zijnde de eerste dag van aanmaning.
[Eiser] c.s. hebben de vorderingen bestreden en in reconventie - na vermeerdering van eis - gevorderd [verweerster] te veroordelen tot betaling aan hen van de bedragen Afl. 55.751,-- en Afl. 6.643,93.
[Verweerster] heeft in reconventie de vordering bestreden.
Het gerecht heeft bij tussenvonnis van 12 januari 2000 in conventie de zaak naar de rol verwezen voor akte aan de zijde van [verweerster] en in reconventie [verweerster] veroordeeld tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] c.s. te betalen het bedrag van Afl. 53.185,93 en de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een akte aan de zijde van beide partijen.
Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard eindvonnis van 27 september 2000 heeft het gerecht in conventie [eiser] c.s. veroordeeld tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [verweerster] te betalen een bedrag van Afl. 20.145,68, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juli 1997 tot aan de dag der algehele voldoening, en het meer of anders gevorderde afgewezen. In reconventie heeft het gerecht [verweerster] veroordeeld tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] c.s. te betalen het bedrag van Afl. 9.209,-- en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen beide vonnissen heeft [verweerster] bij afzonderlijke akten hoger beroep ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, hierna: het hof.
Het hof heeft beide hoger beroepen gevoegd behandeld.
Bij tussenvonnis van 15 mei 2001 heeft het hof in conventie de zaak naar de rol verwezen voor akte aan de zijde van [verweerster] en bij tussenvonnis van 20 november 2001 [verweerster] tot bewijslevering toegelaten.
Het hof heeft bij eindvonnis van 16 september 2003 beide bestreden vonnissen van het gerecht vernietigd en, opnieuw rechtdoende:
in conventie: [eiser] c.s. veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs aan [verweerster] te betalen een bedrag van Afl. 102.365,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 juli 1997 tot aan de dag van de algehele voldoening, dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde afgewezen;
in reconventie: de vordering van [eiser] c.s. op [verweerster] afgewezen;
in conventie en in reconventie: [eiser] c.s. in de proceskosten in beide instanties veroordeeld, zoals in het dictum van het vonnis vermeld.
Het eindvonnis van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het eindvonnis van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft geen verweerschrift ingediend.
[Eiser] c.s. hebben de zaak doen toelichten door hun advocaat en mr. J.H.M. van Swaaij, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en A.M.J. van Buchem-Spapens, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 17 december 2004.