ECLI:NL:HR:2004:AR5107
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Tussenarrest inzake Belgisch uitleveringsverzoek met betrekking tot verzet tegen verstekvonnis
In deze zaak gaat het om een tussenarrest van de Hoge Raad der Nederlanden inzake een verzoek tot uitlevering van een opgeëiste persoon aan de Belgische autoriteiten. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank te Groningen van 2 juni 2004, waarin de uitlevering toelaatbaar werd verklaard. De opgeëiste persoon, geboren in 1945, had verzet aangetekend tegen een Belgisch verstekvonnis van 17 mei 2001, maar de Rechtbank oordeelde dat de uitlevering toelaatbaar was, omdat er sprake zou zijn van vervolgingsuitlevering en niet van executie-uitlevering.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het oordeel van de Rechtbank niet zonder meer begrijpelijk is. De waarnemend Advocaat-Generaal Keijzer had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en ontoelaatbaarverklaring van de verzochte uitlevering. De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank niet voldoende had onderbouwd waarom het verstekvonnis geen voor tenuitvoerlegging vatbare veroordeling bevatte, vooral gezien het feit dat er verzet openstond tegen het vonnis.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd en bevolen dat de opgeëiste persoon zal worden opgeroepen om te verschijnen ter zitting van de Hoge Raad op 21 december 2004. Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de waarnemend-griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 23 november 2004.