ECLI:NL:HR:2004:AR5091

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01072/04
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over onttrekking aan het verkeer van een personenauto met verlopen Duits kentekenbewijs

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, waarin de verdachte is veroordeeld voor het rijden met een personenauto waarvan het Duitse kentekenbewijs zijn geldigheid had verloren. De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het Hof over de onttrekking aan het verkeer van de auto niet begrijpelijk is, gezien de vaststelling dat de verdachte de eigenaar of houder van de auto was. De verdachte had aangevoerd dat hij de auto op 16 november 2002 had gekocht en dat het kentekenbewijs niet meer geldig was, maar dat dit niet strafbaar was volgens de Wegenverkeerswet 1994. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Leeuwarden voor herbehandeling.

De feiten van de zaak zijn als volgt: de verdachte, geboren in de Sovjetunie en wonende in Nederland, werd op 16 november 2002 aangehouden terwijl hij reed in een Mitsubishi Colt met een verlopen Duits kenteken. Het Hof had eerder geoordeeld dat de herkomst van de auto onduidelijk was en dat het ongecontroleerde bezit in strijd was met de wet. De verdachte had echter bewijsstukken overgelegd waaruit bleek dat hij de auto had gekocht, maar het Hof vond deze niet overtuigend genoeg. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de onttrekking aan het verkeer gerechtvaardigd was, gezien de omstandigheden van de zaak.

De Hoge Raad concludeert dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en dat de zaak opnieuw moet worden berecht door het Gerechtshof. Dit arrest benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de lagere rechters bij beslissingen over onttrekking aan het verkeer.

Uitspraak

21 december 2004
Strafkamer
nr. 01072/04
PB/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 8 maart 2004, nummer 24/001236-03, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] (Sovjetunie) op [geboortedatum] 1970, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Assen, sector kanton, locatie Meppel, van 26 augustus 2003 - de verdachte ter zake van "overtreding van artikel 36, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994" veroordeeld tot een geldboete van € 115,--, subsidiair twee dagen hechtenis, met onttrekking aan het verkeer zoals in het arrest omschreven.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend wat betreft de beslissing tot onttrekking aan het verkeer van een personenauto, met verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem teneinde deze in zoverre opnieuw te berechten en af te doen, en met verwerping van het beroep voor het overige.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel komt op tegen 's Hofs beslissing tot onttrekking aan het verkeer van een personenauto.
3.2. Het Hof heeft in de bestreden uitspraak, voorzover hier van belang, het volgende overwogen:
"Nadere bewijsoverweging
Verdachte heeft aangevoerd dat de Mitsubishi op 16 november 2002 zijn eigendom was en nog steeds is. De eigendomskwestie is in deze zaak relevant. In de telastelegging, die is toegesneden op overtreding van artikel 36, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994, is immers vermeld dat het gaat om "het aan de eigenaar of houder van dat motorrijtuig afgegeven kentekenbewijs".
Verdachte heeft in dit verband gesteld dat hij de auto op 10 september 2002 op de markt in Toulouse (Frankrijk) heeft gekocht van een vrouw en een man. Om dat aan te tonen heeft verdachte (eerst) in hoger beroep een aantal stukken (in kopie) overgelegd, te weten:
a) een in het Duits gesteld "KFZ-Kaufvertrag", tussen [betrokkene 1] (verkoper) en verdachte (koper), voorzien van twee handtekeningen, met de vermelding Toulouse 10-9-2002. In dit geschrift gaat het om een Mitsubishi, met het kenteken [AA-BB00]. Onder de "kop" Kaufpreis is niets vermeld. Evenmin is iets ingevuld bij de alternatieven "Betrag erhalten" en "Anzahlung von . . . . DM erhalten" en de (tweede) handtekening van de verkoper ontbreekt onder deze "kop";
b) een (Franstalig) verzekeringsbewijs, betreffende een Mitsubishi, met het kenteken [AA-BB00], over de periode 13-9-2002 tot 12-3-2003;
c) een (Franstalig) betalingsbewijs, gedateerd 16 oktober 2002, ten bedrage van 67,38, met daarop vermeld een chassisnummer dat ook voorkomt op het hiervoor genoemde Kaufvertrag. Volgens de raadsvrouw van verdachte betreft dit een betaling i.v.m. de aanvraag van een kentekenbewijs in Frankrijk;
d) een "Certificat d' Acquisition", opgemaakt door/namens en ondertekend door [verdachte], op 16 oktober 2002 te Toulouse, die verklaart een Mitsubishi te hebben gekocht. Volgens de raadsvrouw betreft dit een aanvraag voor een kenteken(bewijs) voor de betreffende Mitsubishi. In die (in het Frans gestelde) verklaring staat als verkoper vermeld:
[betrokkene 2], [a-straat 1] [postcode], Allemagne. Onder "au prix de" staat: 1000 euro (TTC). De datum van (af)levering (date de livraison) van de Mitsubishi is volgens dit certificaat 23-7-02.
Als uitgangspunt geldt dat degene aan wie een kenteken is opgegeven voor een motorrijtuig, tenzij anders blijkt, voor de toepassing van het bepaalde in de Wegenverkeerswet (WVW 1994) wordt beschouwd als eigenaar van dat voertuig (art. 1 lid 3 van de WVW 1994). Gelet op de overgelegde stukken, hiervoor genoemd onder a t/m d, ziet het hof geen aanleiding af te wijken van de hoofdregel van art. 1 WVW 1994.
Niet is gebleken, noch aannemelijk geworden, dat verdachte op 16 november 2002 de eigenaar was van de Mitsubishi. De door hem verstrekte gegevens zijn tegenstrijdig wat betreft de naam van de verkoper, de datum van (af)levering en het kenteken. Toen verdachte op 17 november 2002 door de politie werd geconfronteerd met het feit dat het kenteken(bewijs) niet overeenkwam met het kenteken op het verzekeringsbewijs verklaarde hij dat hij niet wist wat het op het verzekeringsbewijs opgenomen kenteken [AA-BB00] voor kenteken was. Hij dacht toen dat dit het chassisnummer van de auto betrof. Ten slotte ontbreken in de koopovereenkomst essentiële gegevens.
Derhalve acht het hof bewezen dat de op het kentekenbewijs voorkomende [betrokkene 1] de eigenaar of houder van het voertuig is aan wie het kentekenbewijs is afgegeven, welk kenteken (op 16 november 2002) zijn geldigheid had verloren.
(...)
Het beslag
Het inbeslaggenomen voorwerp, een personenauto, Mitsubishi Colt, kleur rood, dient te worden onttrokken aan het verkeer. Deze auto is hiervoor vatbaar, aangezien het feit met behulp van dit voorwerp is begaan en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De herkomst van deze (kennelijk uit het buitenland komende) auto met als bouwjaar 1991 is onduidelijk. Het indertijd afgegeven (tijdelijke) exportkenteken is reeds sinds 23 augustus 2002 verlopen. Niet aannemelijk is dat de herkomst van deze auto nog (op eenvoudige wijze) kan worden vastgesteld. Met het oog hierop is evenmin aannemelijk dat voor die auto - in Nederland - een kenteken zal worden afgegeven. Onder deze omstandigheden dient de auto te worden onttrokken aan het verkeer."
3.3. Aldus heeft het Hof zijn beslissing, met name voorzover deze inhoudt dat het ongecontroleerd bezit van de auto in strijd is met de wet of het algemeen belang, niet toereikend gemotiveerd. Immers, zonder nadere motivering, die ontbreekt, is niet begrijpelijk 's Hofs oordeel dat aan bedoeld vereiste is voldaan op de grond dat de herkomst van dat voertuig onduidelijk is en deze niet op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld, in aanmerking genomen dat het Hof heeft geoordeeld dat [betrokkene 1], wonende te [woonplaats] (Duitsland) de eigenaar of houder is van de auto, waarvoor het Duitse kentekenbewijs is afgegeven, dat inmiddels zijn geldigheid had verloren.
3.4. Het middel is dus terecht voorgesteld.
4. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
4.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Het gaat hier om een verdachte die op 16 november 2002 als bestuurder van een personenauto te Meppel heeft gereden, terwijl dat voertuig was voorzien van een in Duitsland opgegeven (export-)kenteken [AA-000-B]. Het daarbij behorende Duitse kentekenbewijs was verlopen.
4.2. Overeenkomstig de tenlastelegging, die op art. 36, derde lid onder b, WVW 1994 (hierna: WVW) is toegesneden, heeft het Hof bewezenverklaard dat de verdachte:
"op 16 november 2002 te Meppel, gemeente Meppel, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) voorzien van het kenteken [AA-000-B], op de weg, de Werkhorst, daarmee heeft gereden, terwijl het aan de eigenaar of houder van dat motorrijtuig afgegeven kentekenbewijs zijn geldigheid had verloren."
4.3. Art. 36, eerste lid, WVW bepaalt voorzover hier van belang dat aan de eigenaar of houder van een motorrijtuig overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels door de Dienst Wegverkeer een kenteken voor dat voertuig dient te zijn opgegeven. Het tweede lid van die bepaling houdt kort gezegd in dat terzake van die opgave door de Dienst Wegverkeer een kentekenbewijs dient te zijn afgegeven aan de eigenaar of houder van het voertuig. Art. 36, derde lid onder b, WVW bepaalt dat het kentekenbewijs zijn geldigheid niet mag hebben verloren.
Art. 36, zesde lid, WVW regelt wie voor overtreding van onder meer het eerste, tweede en derde lid van dat artikel aansprakelijk is.
4.4. In genoemde bepaling gaat het om de registratie in Nederland van motorrijtuigen en dus om de opgave van een Nederlands kenteken en de afgifte van een Nederlands kentekenbewijs door de Dienst Wegverkeer. Daarop hebben de verbodsbepalingen dan ook betrekking. Art. 37 WVW houdt uitzonderingen op de kentekenplicht in. Naast bepaalde categorieën motorrijtuigen, genoemd in lid 1 onder a, zijn ook uitgezonderd in het buitenland geregistreerde motorrijtuigen die zich in het internationaal verkeer bevinden, mits ten aanzien van de registratie van het betrokken voertuig en het daarvan afgegeven bewijs aan bepaalde eisen is voldaan. Indien aan een of meer van die eisen niet is voldaan geldt bedoelde uitzondering dus niet en zal ten aanzien van onder meer de bestuurder van het desbetreffende aan het verkeer in Nederland deelnemende voertuig art. 36, eerste lid in verbinding met het zesde lid, WVW van toepassing zijn. Daarop is de tenlastelegging in deze zaak echter niet toegesneden.
Hier is bewezenverklaard kort gezegd dat het Duitse kentekenbewijs zijn geldigheid had verloren. Naar uit het voorgaande volgt is dat bewezenverklaarde echter - anders dan het Hof heeft geoordeeld - niet strafbaar op grond van art. 36 in verbinding met art. 177 WVW.
5. Slotsom
Het voorgaande brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak;
Wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Leeuwarden opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend-griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 21 december 2004.