ECLI:NL:HR:2004:AR4783
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de huurovereenkomst en de status van bedrijfsruimte
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 december 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een huurovereenkomst. De verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt, had cassatie ingesteld tegen de beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betrof een huurovereenkomst voor een bedrijfsruimte die door de Vof was gehuurd van de verzoekster. De Vof had zich in eerste instantie tot de rechtbank gewend met een verzoek tot niet-ontvankelijk verklaring van de verzoekster in haar Huurwet-verzoek, maar de verzoekster had in reconventie verzocht om ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.
De kantonrechter had de Vof niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek en de verzoekster in reconventie in het gelijk gesteld. Het hof had echter de eindbeschikking van de kantonrechter vernietigd en de Vof alsnog niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek, terwijl de verzoekster in de proceskosten werd veroordeeld. De Hoge Raad heeft in cassatie de vraag beoordeeld of de Vof als partij bij de huurovereenkomst kon procederen en of de huurovereenkomst als bedrijfsruimte in de zin van de Huurwet moest worden aangemerkt.
De Hoge Raad oordeelde dat de Vof inderdaad partij was bij de huurovereenkomst en dat het hof terecht had geoordeeld dat de huurovereenkomst als bedrijfsruimte in de zin van art. 1624 (oud) BW moest worden aangemerkt. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verzoekster en veroordeelde haar in de kosten van het geding in cassatie, die op € 267,69 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris werden begroot. Deze uitspraak bevestigt de rechtspositie van de Vof in het huurrecht en de toepassing van de Huurwet.