ECLI:NL:HR:2004:AR4503
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- C.J.J. van Maanen
- C.A. Streefkerk
- P. Neleman
- Rechtspraak.nl
Cassatie over ontvankelijkheid van beroep tegen de uitspraak van de Rechtbank inzake bezwaren tegen het plan van toedeling in de ruilverkaveling 'De Gouw'
In deze zaak hebben eisers tot cassatie, [eiseres 1] en [eiser 2], bezwaar aangetekend tegen het plan van toedeling in de ruilverkaveling 'De Gouw'. Dit bezwaar werd behandeld door de Landinrichtingscommissie, maar er werd geen overeenstemming bereikt. Vervolgens werd het bezwaar voorgelegd aan de rechter-commissaris van de Rechtbank te Alkmaar, waar wederom geen overeenstemming werd bereikt. De Rechtbank heeft op 16 april 2003 het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, maar de eisers hebben in cassatie geklaagd dat essentiële vormen zijn verzuimd bij de totstandkoming van de uitspraak van de Rechtbank. Ze stelden dat zij een verzoek tot heropening van het onderzoek en wijziging van eis hadden ingediend, maar dat de Rechtbank hier niet op heeft gereageerd.
De Hoge Raad heeft de feiten zoals door de eisers gesteld, erkend en vastgesteld dat de Landinrichtingscommissie deze gang van zaken niet betwist. De Hoge Raad oordeelt echter dat de eisers niet-ontvankelijk zijn in hun cassatieberoep. Dit oordeel is gebaseerd op de overweging dat er geen rechtsmiddel openstaat tegen de uitspraak van de Rechtbank omtrent bezwaren tegen het plan van toedeling, tenzij er sprake is van schending van fundamentele rechtsbeginselen. De Hoge Raad concludeert dat de door de eisers aangevoerde gronden niet voldoende zijn om te spreken van een schending van een fundamenteel rechtsbeginsel.
De Hoge Raad verklaart de eisers niet-ontvankelijk in hun beroep en veroordeelt hen in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van de Landinrichtingscommissie, die zijn begroot op € 316,33 aan verschotten en € 1365 voor salaris. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.G. Pos als voorzitter, en de raadsheren C.J.J. van Maanen en C.A. Streefkerk, en door de vice-president P. Neleman uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 november 2004.