ECLI:NL:HR:2004:AR4370
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met onbegrijpelijke gevolgtrekking door het Hof
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 oktober 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 1995 en 1996. De belanghebbende, aangeduid als X, had aanslagen opgelegd gekregen naar een belastbaar inkomen van ƒ 25.199 en ƒ 19.746. Na bezwaar tegen deze aanslagen, zijn de uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd, waarna de belanghebbende in beroep ging bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het Hof verklaarde de beroepen ongegrond, waarop de belanghebbende cassatie instelde.
De Hoge Raad oordeelde dat de uitspraken van het Hof niet in stand konden blijven. De reden hiervoor was dat het Hof onbegrijpelijk had geconcludeerd dat de belanghebbende ter zitting had ingestemd met de ongegrondverklaring van het beroep, terwijl de toezeggingen van de Inspecteur de mogelijkheid inhielden dat de aanslagen verminderd zouden kunnen worden. Dit leidde tot de conclusie dat de klachten van de belanghebbende gegrond waren.
De Hoge Raad heeft de uitspraken van het Hof vernietigd en de zaken verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. Tevens werd gelast dat de Staat het griffierecht van € 87 aan de belanghebbende vergoedt. De Hoge Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten, en dat het verwijzingshof zal beoordelen of er een vergoeding voor de proceskosten aan de belanghebbende moet worden toegekend.