ECLI:NL:HR:2004:AR4370

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
39893
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • D.G. van Vliet
  • P. Lourens
  • J.W. van den Berge
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met onbegrijpelijke gevolgtrekking door het Hof

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 oktober 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 1995 en 1996. De belanghebbende, aangeduid als X, had aanslagen opgelegd gekregen naar een belastbaar inkomen van ƒ 25.199 en ƒ 19.746. Na bezwaar tegen deze aanslagen, zijn de uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd, waarna de belanghebbende in beroep ging bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het Hof verklaarde de beroepen ongegrond, waarop de belanghebbende cassatie instelde.

De Hoge Raad oordeelde dat de uitspraken van het Hof niet in stand konden blijven. De reden hiervoor was dat het Hof onbegrijpelijk had geconcludeerd dat de belanghebbende ter zitting had ingestemd met de ongegrondverklaring van het beroep, terwijl de toezeggingen van de Inspecteur de mogelijkheid inhielden dat de aanslagen verminderd zouden kunnen worden. Dit leidde tot de conclusie dat de klachten van de belanghebbende gegrond waren.

De Hoge Raad heeft de uitspraken van het Hof vernietigd en de zaken verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. Tevens werd gelast dat de Staat het griffierecht van € 87 aan de belanghebbende vergoedt. De Hoge Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten, en dat het verwijzingshof zal beoordelen of er een vergoeding voor de proceskosten aan de belanghebbende moet worden toegekend.

Uitspraak

Nr. 39.893
22 oktober 2004
whk
gewezen op de bij één geschrift aanhangig gemaakte beroepen in cassatie van X te Z tegen de uitspraken van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 23 juni 2003, nrs. 00/03329 en 00/03327, betreffende na te melden aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslagen, bezwaren en geding voor het Hof
Aan belanghebbende zijn voor de jaren 1995 en 1996 aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 25.199 onderscheidenlijk ƒ 19.746, welke aanslagen, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Inspecteur zijn gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft de beroepen ongegrond verklaard. De uitspraken van het Hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraken beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
Uit het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting van het Hof blijkt dat tussen partijen ter zitting overeenstemming is bereikt over een afwikkeling van de zaken conform de door de Inspecteur gedane toezeggingen, zoals weergegeven in 's Hofs uitspraken in het onderdeel "De gronden voor de beslissing". Het Hof heeft hieruit, naar het ter zitting kenbaar maakte, de conclusie getrokken, dat dit betekent dat belanghebbende ter zitting heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard. Deze vaststelling, die ook in elk van de uitspraken is neergelegd, is echter onbegrijpelijk in het licht van de in de uitspraken weergegeven toezeggingen van de Inspecteur, nu deze immers de mogelijkheid inhouden dat de aanslag voor het jaar 1995 of die voor het jaar 1996 zal worden verminderd. De klachten slagen in zoverre. 's Hofs uitspraken kunnen niet in stand blijven en verwijzing moet volgen.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van de gedingen voor het Hof een vergoeding dient te worden toegekend.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart de beroepen gegrond,
vernietigt de uitspraken van het Hof,
verwijst de gedingen naar het Gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaken met inachtneming van dit arrest, en
gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van de beroepen in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 87.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en J.W. van den Berge, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2004.