ECLI:NL:HR:2004:AR4369

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
39731
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • F.W.G.M. van Brunschot
  • C.B. Bavinck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over bewijslastverdeling en waardering voorraad in vennootschapsbelastingzaak

In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1995, waarbij aan de belanghebbende, X B.V., een belastbaar bedrag van ƒ 763.672 was opgelegd. Na bezwaar tegen deze aanslag heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd tot ƒ 215.385. De Staatssecretaris heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze uitspraak van het Hof.

De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak op 22 oktober 2004 geoordeeld dat de bewijslastverdeling door het Hof niet onredelijk was. Het Hof had vastgesteld dat de inkoopwaarde van de voorraad op de balansdatum gelijk was aan de kostprijs minus 14,13 procent wegens incourantheid, tenzij anderszins zou blijken. De Hoge Raad oordeelde dat het aan de belanghebbende was om een hoger percentage aannemelijk te maken, terwijl de Inspecteur een lager percentage diende aan te tonen. De Hoge Raad verklaarde het beroep van de Staatssecretaris ongegrond en veroordeelde hem in de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot de bewijslastverdeling in belastingzaken. De Hoge Raad heeft geen nadere motivering gegeven voor het afwijzen van de overige middelen, omdat deze niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De kosten van het geding in cassatie zijn voor rekening van de Staatssecretaris van Financiën, die ook een griffierecht van € 409 moet betalen.

Uitspraak

Nr. 39.731
22 oktober 2004
RvS
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 14 april 2003, nr. 00/00414, betreffende na te melden aan X B.V. te Z opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1995 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van ƒ 763.672, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd tot een naar een belastbaar bedrag van ƒ 215.385. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
De Staatssecretaris heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het Hof heeft aannemelijk geacht dat de inkoopwaarde van de voorraad op de balansdatum gelijk was aan de kostprijs minus 14,13 percent daarvan wegens incourantheid tenzij anderszins zou blijken, waarbij het aan belanghebbende is een hoger percentage en aan de Inspecteur om een lager percentage aannemelijk te maken. Aldus heeft het Hof de bewijslast niet onredelijk verdeeld. Voorzover het middel tegen deze bewijslastverdeling opkomt, faalt het derhalve.
3.2. Het middel faalt ook voor het overige. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep ongegrond, en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2001.
Van de Staat wordt ter zake van het door de Staatssecretaris van Financiën ingestelde beroep in cassatie een griffierecht geheven van € 409.