ECLI:NL:HR:2004:AR4351
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie over deelnemingskosten en vennootschapsbelasting in relatie tot Europese regelgeving
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, die betrekking heeft op een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1995. De belanghebbende, X B.V., kreeg een aanslag opgelegd van ƒ 2.193.607, met een heffingsrente van ƒ 2.272. Na bezwaar van de belanghebbende handhaafde de Inspecteur de aanslag, maar verlaagde de heffingsrente tot nihil. X B.V. ging in beroep bij het Hof, dat het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de belanghebbende cassatie ingesteld.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de kosten die verband houden met de deelneming van X B.V. in Italiaanse dochtermaatschappijen niet in aftrek kunnen worden gebracht. Dit oordeel is gebaseerd op een onjuiste rechtsopvatting, aangezien het Hof niet heeft erkend dat er wel degelijk sprake is van een belemmering van het recht op vrije vestiging. De Hoge Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling.
Daarnaast wordt de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, evenals de Inspecteur in de kosten van het geding voor het Hof. De Hoge Raad gelast ook dat de Staat de griffierechten vergoedt die door de belanghebbende zijn betaald. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 22 oktober 2004.