ECLI:NL:HR:2004:AR4322

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R04/002HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van een minderjarige verzoeker tegen de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten inrichting. De verzoeker, geboren in 1988, was op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming onder toezicht gesteld van de Werkstichting Jeugdbescherming Groningen. De kinderrechter in Groningen had op 9 oktober 2002 de verzoeker onder toezicht gesteld en machtiging verleend tot uithuisplaatsing voor de duur van drie maanden. Deze machtiging werd later verlengd, maar de verzoeker ging in hoger beroep tegen de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, die door het gerechtshof te Leeuwarden op 19 december 2003 werd vernietigd en opnieuw werd verlengd tot 1 mei 2004.

De verzoeker heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de beschikking van het hof. De Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent concludeerde tot niet-ontvankelijkheid van de verzoeker in zijn cassatieberoep, omdat de termijn van de machtiging inmiddels was verstreken. De advocaat van de verzoeker heeft hierop gereageerd, maar de Hoge Raad oordeelde dat de verzoeker geen belang meer had bij zijn cassatieberoep. De Hoge Raad verklaarde de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn beroep, wat betekent dat de eerdere beslissingen van de lagere rechters in stand blijven.

De beschikking is gegeven door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink, A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann en J.C. van Oven, en is openbaar uitgesproken op 5 november 2004.

Uitspraak

5 november 2004
Eerste Kamer
Rek.nr. R04/002HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
WERKSTICHTING JEUGDBESCHERMING GRONINGEN,
gevestigd te Groningen,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming vestiging Groningen is verzoeker tot cassatie, geboren op [geboortedatum] 1988 (verder te noemen: verzoeker) bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank te Groningen van 9 oktober 2002 voor de duur van een jaar onder toezicht gesteld van verweerster in cassatie (verder te noemen: de stichting). Daarbij verleende de kinderrechter machtiging tot uithuisplaatsing van verzoeker in een gesloten inrichting voor de duur van drie maanden, welke machtiging bij beschikking van 8 januari 2003 met ingang van 9 januari 2003 voor de duur van twee maanden is verlengd.
Bij beschikking van 6 maart 2003 heeft de kinderrechter de machtiging voorlopig verlengd voor de duur van één maand. Bij beschikking van 3 april 2003 heeft de kinderrechter de machtiging verlengd voor de duur van de ondertoezichtstelling, dus tot 9 oktober 2003.
Op verzoek van de stichting heeft de kinderrechter bij beschikking van 17 september 2003 de termijn van de ondertoezichtstelling en de termijn van de machtiging verlengd voor de duur van een jaar ingaande 9 oktober 2003.
Tegen deze beschikking heeft verzoeker hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden. Dit beroep betrof uitsluitend de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten inrichting.
Bij beschikking van 19 december 2003 heeft het hof verzoeker, ondanks zijn minderjarigheid, ontvankelijk geoordeeld in zijn hoger beroep en de beschikking voor wat betreft de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing vernietigd en, in zoverre opnieuw beslissende, die machtiging verlengd tot 1 mei 2004.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft verzoeker beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De stichting heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot niet-ontvankelijk-verklaring van verzoeker in zijn cassatieberoep.
De advocaat van verzoeker heeft bij brief van 23 september 2004 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Het cassatieberoep richt zich tegen een beschikking van het gerechtshof te Leeuwarden van 19 december 2003. Hierbij heeft het hof de beschikking van de kinderrechter te Groningen waarvan beroep wat betreft de verlenging van de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing van verzoeker in een gesloten inrichting voor de duur van een jaar met ingang van 9 oktober 2003, vernietigd en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de duur van de aan de stichting verleende machtiging tot uithuisplaatsing van verzoeker in een gesloten inrichting verlengd voor de periode vanaf 9 oktober 2003 tot 1 mei 2004.
Nu de termijn van de door het hof verlengde machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten inrichting inmiddels is verstreken, heeft verzoeker geen belang bij zijn cassatieberoep, zodat hij daarin niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink, A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 5 november 2004.