ECLI:NL:HR:2004:AR4322
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- H.A.M. Aaftink
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- P. Neleman
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van een minderjarige verzoeker tegen de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten inrichting. De verzoeker, geboren in 1988, was op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming onder toezicht gesteld van de Werkstichting Jeugdbescherming Groningen. De kinderrechter in Groningen had op 9 oktober 2002 de verzoeker onder toezicht gesteld en machtiging verleend tot uithuisplaatsing voor de duur van drie maanden. Deze machtiging werd later verlengd, maar de verzoeker ging in hoger beroep tegen de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, die door het gerechtshof te Leeuwarden op 19 december 2003 werd vernietigd en opnieuw werd verlengd tot 1 mei 2004.
De verzoeker heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de beschikking van het hof. De Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent concludeerde tot niet-ontvankelijkheid van de verzoeker in zijn cassatieberoep, omdat de termijn van de machtiging inmiddels was verstreken. De advocaat van de verzoeker heeft hierop gereageerd, maar de Hoge Raad oordeelde dat de verzoeker geen belang meer had bij zijn cassatieberoep. De Hoge Raad verklaarde de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn beroep, wat betekent dat de eerdere beslissingen van de lagere rechters in stand blijven.
De beschikking is gegeven door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink, A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann en J.C. van Oven, en is openbaar uitgesproken op 5 november 2004.