ECLI:NL:HR:2004:AR4001
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Belastingheffing op subsidies voor justitiële jeugdinrichtingen
In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag in de omzetbelasting die is opgelegd aan Stichting X over het tijdvak van 1 januari 2000 tot en met 30 juni 2000, ten bedrage van ƒ 88.891. Na bezwaar tegen deze aanslag heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna Stichting X in beroep ging bij het Gerechtshof te Leeuwarden. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, waarop Stichting X cassatie instelde bij de Hoge Raad. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in.
De Hoge Raad oordeelt dat de naheffingsaanslag niet in stand kan blijven. De zaak draait om de vraag of de subsidie die Stichting X ontvangt voor haar werkzaamheden als justitiële jeugdinrichting, moet worden aangemerkt als een economische activiteit in de zin van de omzetbelasting. De Hoge Raad verwijst naar eerdere arresten van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen en concludeert dat de werkzaamheden van Stichting X, die gericht zijn op hulpverlening aan jeugdigen, niet als economische activiteiten kunnen worden aangemerkt. De subsidie die zij ontvangt, is bedoeld ter financiering van deze werkzaamheden en levert geen voordeel op voor de overheid.
De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en de naheffingsaanslag, en gelast dat de Staat de kosten van het geding vergoedt aan Stichting X. De Hoge Raad stelt vast dat Stichting X in het betreffende tijdvak niet als ondernemer kan worden aangemerkt, waardoor de naheffingsaanslag onterecht was opgelegd. De uitspraak van de Hoge Raad heeft belangrijke implicaties voor de belastingheffing op subsidies aan instellingen die zich bezighouden met jeugdzorg en -hulp.