4.2. Bij de stukken van het geding bevindt zich de conclusie van antwoord van de raadsman van de betrokkene van 19 juli 2001. Deze conclusie houdt ten aanzien van het in het middel bedoelde verweer het volgende in:
"Ad 7 Onrechtmatig gebruik van stukken uit Zwitserland en andere.
Door de verdediging is gesteld bij conclusie van antwoord d.d. 1 oktober 1998 in de pagina's 6 en 7 (zie bijlage 4) dat het gebruik van de gegevens die aldaar middels diverse rechtshulpverzoeken zijn verkregen niet mogen worden gebruikt. Met andere woorden al deze gegevens dienen eigenlijk uit het dossier verwijderd te worden. Dit in verband met de onrechtmatige inbreuken op de cliënt-geheimhouders relatie.
Onder verwijzing naar de uitspraak van uw Gerechtshof d.d. 17 februari 1999, is de verdediging van mening dat haar argumenten alleen maar aan kracht gewonnen hebben. Immers was de uitspraak van uw Gerechtshof veel verder gaand, dan van de rechtbank in eerste instantie. U heeft nota bene zelf uitdrukkelijk aangegeven dat u het alleen nog maar wilde hebben over de garnalen zaak. Al het andere, dus alle dossiers heeft u buiten behandeling gesteld. U wilde slechts nog behandelen het garnalen dossier.
Naar de mening van de verdediging kan gezien deze uitspraken van uw Gerechtshof het niet anders zijn dan dat ook uw Hof van mening is dat deze stukken niet via een omweg alsnog in de berechting behoren te worden betrokken.
Ook niet op de wijze waarop de rechtbank te Rotterdam dit in haar uitspraak d.d. 15 januari 1999 doet, waarin zij overweegt (zie bijlage 5): "Aannemelijk is dat het geld dat blijkens het Grootboek naar Zwitserland wordt gebracht voor een deel via [B] bij [betrokkene] komt. De rechtbank heeft het dossier in de zaak met bovenstaand parketnummer ten aanzien van het in Zwitserland verricht onderzoek en de door de autoriteiten in Zwitserland gelegde beslagen op tegoeden van veroordeelde, gezien de overwegingen omtrent het in Zwitserland gevoerde onderzoek in het veroordelend vonnis, slechts geraadpleegd ter beantwoording van de vraag of daaruit aannemelijk wordt dat er geen sprake is van wederrechtelijk verkregen voordeel maar significante legale handelstransacties. Dit laatste is niet aannemelijk geworden."
Immers de redenering is als volgt. Weliswaar mogen we eigenlijk niet naar de Zwitserland stukken kijken. Maar dat doen we wel maar alleen in het voordeel van de veroordeelde en wel om te zien of daaruit blijkt dat het geld aldaar op enigerlei wijze legaal is verkregen. Dit blijkt niet, dus zal het wel van cocaïne afkomstig zijn. Wat men niet mag gebruiken gebruikt men aldus om tot overtuiging te komen, dat het geld niet legaal is.
Men legt aldus eigenlijk de bewijslast bij [betrokkene]. Hij moet eigenlijk bewijzen dat het geld niet afkomstig is van cocaïnehandel of van andere misdrijven. Deze overweging komt de verdediging niet als juist voor.
(...)
Ten aanzien van de Zwitserse stukken merkt de verdediging nog op, dat nagenoeg het gehele dossier is vergiftigd met de gegevens uit Zwitserland. In alle dossiers worden de geldstromen weergegeven en komt men vroeg of laat Zwitserse stukken tegen. De analyse van het grootboek is niets anders dan een vergelijking van wat is neergeschreven in het schriftje in relatie tot stortingen in Zwitserland. Uit het grootboek zelf volgt helemaal niet dat het geld naar Zwitserland zou worden gebracht en voor een deel via [B] bij [betrokkene] terecht zou zijn gekomen. Het grootboek zelf is niets anders dan een verzameling cijfers welke klaarblijkelijk zijn aangeleverd door [persoon 1] en [persoon 2] en door deze in samenwerking met de vrouw van [persoon 2], [persoon 3] in een schriftje gezet, zie AH/18. [Betrokkene] heeft daar volstrekt niets mee uit te staan gehad."