ECLI:NL:HR:2004:AR3518
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag omzetbelasting en de status van de maker van kunstwerken
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 10 juni 2003. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de omzetbelasting die aan belanghebbende is opgelegd over het tijdvak van 1 januari 1998 tot en met 31 december 1998, ten bedrage van ƒ 3590. Na bezwaar van belanghebbende heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de naheffingsaanslag, wat leidde tot het cassatieberoep van de Staatssecretaris.
Belanghebbende vervaardigde wasmodellen voor bronzen kunstvoorwerpen, die door gieterij A werden gegoten. Hij factureerde deze modellen met toepassing van het verlaagde tarief van de Wet op de omzetbelasting 1968, omdat hij meende dat hij goederen leverde in de zin van de bij de Wet behorende Tabel I. Het Hof oordeelde dat belanghebbende de wasmodellen had geleverd, maar de Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet onjuist heeft geoordeeld dat belanghebbende niet als de maker van de uiteindelijke kunstwerken kan worden beschouwd. De Hoge Raad stelt dat de ontwerper als de maker moet worden aangemerkt, en dat belanghebbende omzetbelasting verschuldigd is naar het normale tarief.
De Hoge Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelt dat er geen termen zijn voor een veroordeling in de proceskosten in cassatie, en dat het verwijzingshof zal beoordelen of belanghebbende recht heeft op een vergoeding voor de kosten van het geding voor het Hof.