ECLI:NL:HR:2004:AR3228
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Verstekverlening bij afwezigheid verdachte en rol van gemachtigde raadsman
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 november 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1947 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Utrecht, was niet verschenen op de terechtzittingen. Zijn raadsman, mr. R.V. Hagenaars, was wel aanwezig en had zich uitdrukkelijk laten machtigen om de verdediging te voeren. Het Hof had echter besloten dat de verdachte persoonlijk aanwezig moest zijn en verleende verstek tegen de verdachte, waardoor de raadsman niet het woord ter verdediging kon voeren.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had gehandeld door de raadsman niet toe te laten tot de verdediging. De wetgeving, met name de artikelen 278 en 279 van het Wetboek van Strafvordering, staat toe dat een verdachte zich kan laten verdedigen door een advocaat, zelfs als de verdachte niet ter terechtzitting verschijnt, mits de advocaat daartoe uitdrukkelijk is gemachtigd. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling.
De uitspraak benadrukt het belang van de mogelijkheid voor een verdachte om zich te laten verdedigen, ook in zijn afwezigheid, en de voorwaarden waaronder verstek kan worden verleend. De Hoge Raad bevestigde dat de aanwezigheid van de verdachte niet altijd noodzakelijk is voor een eerlijke rechtsgang, mits de verdediging adequaat kan worden gevoerd door een gemachtigde raadsman.